Zelfs Roswitha weet ‘t even niet. Wat ik schrijven moet.
‘Hé, verdikkeme, meneer,’ reageert ze als ik haar meteen maar parafraseer. ‘Wie zit je nou te melen?’
& Nog een zooitje verdikkemes er achteraan. Met een kus erbovenop, maar dat is alleen maar om te laten lijken alsof ‘t haar niet al te veel interesseert. Dat doet ‘t wel degelijk, weet ik, want er klinken nog enkele gillende ‘meneers’ in mijn oren. Smekend ook wel, dat ter afwisseling. We willen tenslotte enige diepgang in onze relatie brengen, liefst alleen al door wat variatie in onze uitingen naar elkaar.
Toch vindt ze ‘t wel fijn. Ze zegt zo lekker voldaan ‘Jaaaah’ op z’n tijd, als ze ‘t plots wel eens met me is. Smekend & zuchtend klinkt dat tegelijkertijd. Als een voorbijfluisterende wind tussen enkele duinen bij zonsondergang, zo klinkt ‘t in m’n oren.
Dit is een relatie, denk ik dan op m’n beurt. Ook al zit ze 10-tallen kms van me vandaan, we weten wat we aan elkaar hebben, druip ik van melodrama van m’n stoel. Gelukkig doet zij ‘tzelfde. Wat een eenheid, verzucht ik nogmaals voor mezelf.
‘Wat moet ik dan schrijven?’ schreeuw ik door de microfoon van m’n koptelefoon.
Want een telefoon gebruiken we inmiddels niet meer. Die hoge kosten van tegenwoordig verbieden dat. Liefde gaat door de portemonnee, heb ik afgelopen maanden al meermaals moeten constateren.
‘Wat moet ik dan schrijven?’ roep ik nogmaals, als zij wat zit te bazelen over kinken in de kabels & dankwoorden probeert te uiten aangaande mijn mededeelzaamheid, omdat ik haar de tekst tot nu toe heb voorgelezen.
Ik vind nl dat we een open relatie moeten hebben. Alles moet duidelijk zijn, & alles moet gezegd kunnen worden.
‘Hè, lekkere puber van me,’ zeg ik om nog even ‘t leeftijdsverschil extra te bevestigen.
‘Verdikkeme,’ is ‘t enige, maar dan toch wel diep in mij tastende commentaar van haar.
‘Wat bedoelt u daar nou eigenlijk mee, mevrouw?’
Want we spreken elkaar ietwat te vaak in vousvoyerende vorm aan.
Gaap, dat is ‘t enige wat me van Roswitha’s repliek tot me door dringt. Ik moet immers tegelijkertijd ook nog tikken. ‘t Aan de lezer meedelen, ziet u. Want ook u zijt een entiteit ver van mij af. Niet aanwezig, niet aanspreekbaar op directe wijze.
Ze is niet helemaal bij de les. ‘t Enige wat haar interesseert is wat ik over haar schrijf. & Of ik niet al te duidelijk naar voren wil brengen dat ze om de 2 zinnen ‘burps’ zegt. Tuurlijk is dat niet waar, maar dat klinkt nou 1maal goed. Om dat te illustreren zeg ik daarom maar dat er weer een welluidende orgel van maagborrelingen door de geluids- & computerapparatuur tot mij komt.
Ze weet allang niet meer waar ik ‘t over heb. Ze weet dat ik haar heb afgeschilderd als een puber, maar niet meer in welke context. Er klinken vragen & verontwaardigingen, maar geen antwoorden aangaande mijn vraagtekens.
‘Geen watte?’ vraagt ze voor ik vlak voor 12-en m’n stukje afsluit.
Men weet ‘t eigenlijk niet in Zijperspace.