wedergeboorte

Ik draai Cornelis Vreeswijk terwijl ik schoonmaak. Extra hard, anders komt ’t niet boven ’t geloei van de wasmachine & stofzuiger uit.
In de wasmachine draaien oa mee: de kussensloop met gedicht van Bert Schierbeek, ’t witte t-shirt van Westvleteren, in groene letters, & ’t hoeslaken dat m’n neefje met z’n bloedneus heeft onder gespetterd.
De muziek gaat wat zachter als ik pauze neem. Even naar de wc, kijk gelijk of ik genoeg wc-papier in huis gehaald heb voor zo’n huis vol. Maar er hangt nog een volle rol, bereid om me de komende weken te vergezellen.
Ik gooi wat afval in de prullenbak voordat ik op de bank ga zitten. Meteen maar even de plastic verpakking van de Catanuitbreiding erbij.
Ik doe een poging de spelregels te begrijpen, maar besef al snel dat je dat beter in spelsituatie kan doen. ’t Heeft iets van droogzwemmen. Evengoed geniet ik alvast stilletjes van de plaatjes die ik straks uit z’n omhullend karton mag drukken.
Ik lees nog een keer na. Kijk wat de dag van gister was. Haal ’t kaartje van de paashaas. Lees de kaarten die ik gister op de schoorsteenmantel heb geplaatst. Blaas een ballon op die gister uit een envelop kwam vallen. Boven op de boekenkast fleurt ‘t de kaalheid van een gestofzuigd landschap op, waar mensen niet meer zijn die gister de buren wakker hielden.
(Hoewel, ’t was vroeg afgelopen, bedenk ik; ’t bier was gelukkig bijtijds op, voor een feestje hadden de buren niets te klagen).
Ik stop een culemborgs paaseitje in m’n mond. Hoop dat er alcohol in zit. Dat verdooft de boel. Verbergt de kater.
Ik gooi ‘t puzzeltje van kastanjehout op m’n tafel. Die zal ik nooit op kunnen lossen, denk ik twijfelachtig, maar los ’t na 3 minuten op. Zet ’t in de boekenkast.
Ik kijk de tuin in. ’t heb ik met de ochtendkater nog woelend in m’n hoofd omhooggetrokken. ’t Normale daglicht valt weer m’n kamer in. Fleurt m’n schoonmaakactiviteiten nog wat meer op. Kaboutertjes verkleed als tuinkaarsen lachen me toe vanuit de tuin.
De appelboom heeft nog slingers om. Ik moet snel een plek voor ‘m verzinnen. Misschien daar helemaal links in de hoek. Moet ik niet de plantjes in de rieten mandjes omtrappen.
Wolfsmelk, rijstebij, akelei. Ik repeteer hun namen. Zie m’n broer weer naast me.
‘Nou, ik vind dat die look zonder look een beetje overheerst,’ zeg ik.
‘Nee, is juist leuk,’ zegt m’n broer. ‘Kan je wel wegsnijden als ’t uitgebloeid is. Maar de bloem trekt citroentjes aan.’
‘O? Citroenvlinders?’
De plant wordt veel mooier.
Ik ben moe, verkouden, heb een kater, ondanks de paracetamol, & besluit nog even te gaan liggen op de bank. Pak ’t boekje erbij. ‘Meneer Ibrahim en de bloemen van de Koran’. Lees ’t in een klein uur uit. Miles Davis sust me uiteindelijk weer in slaap.

In m’n dromen speel ik met m’n kadootjes in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *