wieling

Beroemde Jan wil een boek over café Wieling schrijven.
‘Claudia, jij kunt me vast wel wat interessante details vertellen.’
‘Waarover?’
Claudia zit aan de bar. Ze praat eigenlijk met haar oud-collega, tussen z’n bezigheden van glazen spoelen & voltappen in.
Beroemde Jan staat op om ’t haar nog wat beter uit te kunnen leggen.
‘Neem me niet kwalijk,’ zegt-ie tegen mij, terwijl hij langs me heen schuift om de ruimte tussen Claudia & mij in te nemen, ‘ik wil even met Claudia praten.’
Ik krijg te maken met een rug die van dichtbij stukken breder is dan gezeten in de stoel een paar meter verderop. Z’n colbert is op maat gemaakt kan ik zodoende constateren.
‘Kan ik niet ‘ns met je afspreken, dat jij me dingen vertelt die ik van anderen nog niet te horen heb gekregen. Inside information. Verhalen die de gewone bezoekers hier anders nooit te weten zullen komen.’
‘Ik zou niet weten wat ik dan zou kunnen vertellen.’
‘Marcel!’ Beroemde Jan roept de barman erbij. ‘Er hebben hier toch wel dingen plaatsgevonden, waar de vaste klanten hoegenaamd niets van weten? Liefdesscènes na sluitingstijd, van personeel onderling, of met klanten erbij.’
‘Er is wel iemand die daar bekend om stond,’ fluistert Marcel samenzweerderig, maar zo dat iedereen ’t kan horen.

Beroemde Jan vindt geen aansluiting bij Claudia. Niet genoeg informatie voor zijn boek. Toch maakt-ie snel enkele aantekeningen als hij terug gaat zitten aan de stamtafel in ’t midden van de kroeg.
‘Waar treed je trouwens op, Claudia?’ buigt-ie nog even naar achteren.
‘In ’t Podium Paradijs, diep in de roze buurt.’
‘Oh, daar ben ik geloof ik wel ‘ns geweest, in die buurt. Wanneer?’
‘Elke zondagmiddag.’
‘Dan zal ik een keertje langskomen.’
Hij pakt z’n agenda erbij.
‘6 April dus ook? Je zingt dan toch?’
‘Ja, zingen is ’t enige dat ik doe.’
‘Dan kom ik 6 april langs.’

‘Kom jij wel vaker in de Groene Olifant,’ vraagt Claudia plots aan mij. Ze buigt zich licht voorover.
‘Zie je wel,’ denk ik, ‘ik kende haar gezicht ergens van.’
‘Vroeger wel,’ is m’n antwoord, ‘maar tegenwoordig bijna niet meer.’
‘Wat is vroeger?’
‘Een jaar, 2 jaar geleden. Nu kom ik er hooguit 2 keer per jaar. Toen elke week.’
Claudia kijkt me nog ‘ns bedenkelijk aan. Ze kent me ergens van, dat weet ze zeker.
‘Jouw gezicht kwam me ook bekend voor. Misschien dat je wel ‘ns bij mij in de kroeg komt. Ik sta ook achter de bar.’
Nee, dat kon ’t niet zijn, zeggen haar grote sprekende ogen. Haar blik keert zich naar Marcel.
‘Wil je nog een biertje?’ vraagt-ie.
‘Nee, ik moet straks lesgeven.’
Ze pakt haar spullen in, trekt haar jas aan. Als ze alles aan heeft, roept ze Marcel.
‘Doeg, ik kom nog ‘ns langs.’
Ze keert zich naar Beroemde Jan.
‘Dag, Jan.’
Terwijl ze opstaat kruist haar blik de mijne. Zachtjes zeggen we elkaar gedag, met een snelle blik van haar ogen.
Ze loopt naar de deur.
Beroemde Jan roept: ‘Dan kom ik 6 april bij je langs.’
‘Moet je doen,’ zegt Claudia onderkoeld, & laat de deur achter zich dicht vallen.
Stil.
‘Nou, als ze zo reageert,’ zegt Beroemde Jan tegen z’n tafelgenoten, ‘dan ga ik natuurlijk niet bij haar langs.’
De tafel houdt z’n mond.

Ik bedenk me opeens dat Claudia me ooit eens heeft verteld dat zij in café Wieling werkte. Aan de bar van de Groene Olifant. ’t Moet een jaar geleden zijn geweest. Sindsdien wilde ik naar Wieling.
Maar Claudia is al een tijdje verdwenen. Beroemde Jan heeft ’t aan de stamtafel over zweeftieten, ’t dragen van hoofddoekjes & ’t beëindigen van ’t terrorisme. Ik reken m’n biertje af met Marcel. De tafel lacht ondertussen om een opmerking van Beroemde Jan. Zijn blik is stoïcijns; hij weet dat z’n grap dan beter aankomt.

Er vindt weliswaar beweging plaats in Zijperspace, maar we weten niet wat ’t aanstuurt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *