Ik kom buiten om glazen op te halen. ‘t Is sluitingstijd, langzaamaan moet alles bijeen worden gegaard. Bovendien worden daardoor de mensen xtra gestimuleerd hun laatste glas snel te legen.
Zoals wel vaker staat er een grote groep ethiopiërs buiten. Voor velen van hen is de brouwerij de stamkroeg, of anders in ieder geval een belangrijke ontmoetingsplek.
Op ‘t moment dat ik op de groep toeloop, heft 1 van hen, de rug naar mij toegekeerd, z’n glas & laat ‘t enkele meters verder op de grond smakken.
Ik ben woest. Hoe haalt-ie ‘t in z’n hoofd glazen op straat kapot te gooien?
‘Dat glas kost je 3,50,’ meld ik ‘m bits, ‘& als ik je zoiets nog 1 keer zie doen, dan ben je hier niet meer welkom.’
Z’n vrienden springen bij. Willen onmiddellijk ‘t bedrag voor ‘t glas betalen. Ik bedenk me dat ik per ongeluk de guldenprijs heb genoemd & verbeter ‘t in € 2,-. Ik krijg er 4 in m’n handen gedrukt.
Maar zo komt-ie niet van mij af. Zich een beetje door z’n vriendjes laten beschermen. Wie kan straks de boel opruimen? Dus ik roep een methode in die we wel vaker hanteren bij brokkenmakers: de vernieler ruimt op.
‘Binnen kan je stoffer & blik halen, dan kan je ‘t opruimen.’
Waarschijnlijk zie ik er op dat moment uitermate woest uit, want alle ethiopiërs proberen me tot rust te manen, of me er in ieder geval toe te bewegen dat niet van ‘m te eisen.
Ik wil niet dat ze me aanraken. & Ik wil ze vooral duidelijk maken dat m’n woede gericht is op de glazenwerper & niet op hun. Hij moet doen wat ik ‘m zeg, want anders kan-ie opsodemieteren. Ze proberen me iets te zeggen, maar ik wil er niets van weten.
‘t Probleem is ook dat hun nederlands niet perfekt is & dat zogauw ze zich tot elkaar richten de communicatie onmiddellijk in hun eigen taal overgaat.
1 Van hen oppert dat hij ‘t wel op gaat ruimen. Ik ben ‘t er nog niet mee eens, maar kan geen bezwaar er tegen in brengen. Ik loop dus met de vrijwilliger richting deur. Gevolgd door een andere ethiopiër die mij nog ff wil spreken.
‘Je moet begrijpen. Hij is een hele aardige man. Maar z’n vrouw is dood. Ze had een dikke buik, ze was zwanger. ‘t Kind zou komen, maar kwam niet. Net van de week gebeurd. Hij moest iets doen, hij was kwaad.’
Ik had m’n verontschuldigingen moeten aanbieden. Hoewel dat in deze situatie geen verplichting was. In zekere zin was ‘t vanzelfsprekend dat ik zo reageerde, dacht ik achteraf. Ik kon immers van niks weten.
Ik had echter moeten weten dat de ethiopiërs makkelijker elkander aanraken. Ik had niet zo afwerend hoeven reageren op hun pogingen mij mee te nemen naar iets verderop. Ik had niet zo rechtoverend hoeven staan toen er 10 handen mij tegelijk aanraakten, behalve die van degene die geworpen had.
& Ik had moeten weten dat een simpele hand op z’n schouder een berouw voor heftig reageren had betekend.
Misschien kent hij de nederlandse gewoonte niet om ‘sterkte’ te zeggen, misschien betuigen ze die morele steun dmv een ander woord, maar ik had die gekunstelde wijze kunnen aanwenden. Om te zeggen dat ik z’n leed begreep.
Misschien had ik ‘m moeten aanbieden nog een glas te werpen, maar nu richting Zijperspace.