woongroep

‘Nou,’ zegt Ina, ‘ik heb zoiets: als Steven ’t huis uit is, mij niet perse meer nodig heeft, dan ga ik op m’n 55e lekker een woongroep in.’
‘Ah,’ zegt Linda, ‘dus jij denkt daar ook zo over?’
‘Ja, wat zou ik nou in m’n 1tje thuis gaan zitten? Zogauw ik de mogelijkheid heb, schrijf ik me in. & Dan zal ik wel door een ballotagecommissie moeten, maar dat vind ik allemaal prima. Ik zie wel of ik er in gestemd word. Ik vind dat ik dan toch net zo goed ’t gezelschap kan zoeken van andere mensen. ’t Enige wat je moet doen is af & toe je opgang boenen, maar dat ook alleen als je er toe in staat bent. Als je mee wil eten, dan kan ‘t, maar je kan ook je eigen eten blijven klaarmaken. Je kan je aanpassen aan datgene wat ze organiseren, maar ’t hoeft niet.’
‘Maar dan wil je dus de stad uit?’
‘Nee, hoor. Een vriendin van me, die zit hier op de Marnixkade. Als je er uit wil, dan ben je zo in de stad, & ertegenover ligt een zwembad. Je doet je raam open & je kan autootjes voorbij zien rijden, dus je zit midden in de wereld. Kijk, die mensen zijn nog zo zelfstandig dat ze elke dag kunnen beslissen of ze een borrel willen gaan drinken in een café of dat ze een filmpje willen pakken. Dat wil ik straks ook. Daar langzaam oud worden lijkt me wel wat. & Je hebt altijd mensen om je heen, terwijl je toch je eigen opgang hebt.’
‘Wie weet komt een mens nog iemand tegen daar.’
‘Ja, dat kan toch ook. Dat zal wel niet gebeuren, maar je hebt in ieder geval contact met iedereen.’
‘Zo dacht m’n vader er in ieder geval over. M’n moeder was overleden & op z’n 80e kwam-ie een andere vrouw tegen. “Ja, wat moet ik dan?” zei hij. “Ik kan toch ook niet bij de pakken neerzitten?” & Elk jaar gaat-ie naar Spanje. Zolang ’t gaat, moet-ie ervan profiteren, vindt-ie.’
‘Ik ken een vrouwtje, ik ga er regelmatig een uurtje langs, ze is 93, die is nog hartstikke bij. Alleen haar lichaam wil niet. Ze zegt: “Ik weet niet waar ik ’t nog voor doe. Ik weet alles, maar m’n lichaam is ’t daar niet mee eens.” Ze heeft kleinkinderen & acherkleinkinderen, maar die zijn allemaal al geboren. Op dit moment staat er geen geboorte op stapel dus heeft ze niets meer om naar uit te kijken. Dan zegt ze: “Ik kan wel blijven leven, maar ik heb alles al meegemaakt, kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen. Ik weet niet waar ik ’t nog voor moet doen.” & Echt: als ik langskom, dan weet ze alles, dan moet ze een foto van Steven zien & zegt ze dat-ie toch wel gegroeid is sinds de laatste keer. Maar eigenlijk wil ze niet meer.’
‘Je zou ook de mogelijkheid moeten hebben er uit te stappen als je wil.’
‘Nou, ik heb ’t tegen Steven gezegd hoor. Als ik er geen zin meer in heb, dan moet ’t afgelopen zijn. Maar goed, 1st ga ik straks naar een woongroep. Dat lijkt me wel wat: langzaam ouder worden in zo’n woongroep.’
‘Ha,’ bemoei ik me er mee, ‘nog 16 jaar & dan mag ik ook naar een woongroep.’
‘Ik zal 1st nog maar even eten klaar gaan maken voor m’n jongen,’ zegt Ina. ‘Aju.’
Ze pakt haar tas op & gaat ervandoor. Ik reken nog even uit wanneer ik me aan moet gaan melden om bijtijds verzekerd te zijn van een plaats op de Marnixstraat, of dat ik toch liever dan op ’t platteland wil wonen.

We zijn nog niet voorbereid op dat wat komen gaat in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *