Zwaartekracht

Soms voel ik dat ik bijna zover ben. Dan is een extra sweater voor comfortabel warm te veel of enigszins te zwaar of schuurt de trilling van m’n oogleden te droog. Ik denk te weten waar de pijnen liggen, ze te duiden, te net niet te mijden, maar er zeg maar mezelf in te leggen, een dompel, een omvatting, een opname tegelijk is nog net niet bereikt.
M’n hoofd is niet leeg, eerder gevuld van vuurvliegjes die een weg wijzen van waar de woorden liggen, de gebruiksaanwijzing voor m’n vingers te vertalen wat tintelt van stilzwijgende opwinding om er uit te mogen. De hond die kwispelt, ‘t kattenluikje bepoedeld door de wens om aandacht bij ‘t teken ‘t huis misschien wel niet te verlaten.

Alles ligt op de overgang, nog enkele druppels & daar komt stroom-over, de voorspelling van een cohesie die vrolijk ‘t loslaten vertelt van een olijke waterval van gelijk spetter & sputter. Ik ben er maar ben er nog maar net niet.
De vingers houden de toetsen aan ‘t randje vast. Rechtsboven van wijsvinger links de mogelijkheid om de ‘t’ alvast de regen te voorspellen van stampen voor druppels die woest heerlijk een verticaal oprijzend gordijn gaat schapen & linksmidden de ‘d’ van ‘t dreunen van hun allen tegelijk op tegels weerketsend om miniatuurtjesfonteinen te spuwen. De ‘e’ de ‘a’ de ‘o’ klaar om verwondering te schreeuwen, de verrassing van ‘t nog onbestaand woord.

Zover ben ik nu, alles in lichaam & hoofd in gereedheid om tot aankondiging van een vreugde van woorden te worden die hunzelven tot kluwen verknopen, raaskallend improvisaties verkonden, van niets onmogelijk & ‘t stopt pas als ‘t zichzelf uiteindelijk tot onweer voorspelt.

Klatsboem, zegt de boom.

& Alice is terug Zijperspace in gelegd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *