20 januari

‘t ¼ Voor 8 geweest. Ik zie ’t aan de kaas. Een ingezakt kwabbelig zooitje, dat plakt & moeilijk van ’t schoteltje in de prullenmand gekieperd zal kunnen worden. Daar heb ik m’n vingers bij moeten gebruiken, dat staat wel vast, hoewel de herinnering reeds is verdwenen.

Vreemd is dat de tijd zo door elkaar gaat lopen. Je hebt een ‘nu’ van ’t kijken, & ’t ‘nu’ van de situatie zelf. Een tegenwoordige tijd & een voltooid deelwoord. Een nu & een vastgelegde ooit.

’t Ooit van Okke, die z’n laatste lege glas naar de bar komt brengen. Hopend nog even contact te krijgen met die tevens laatste onbekende rug aan de bar. Een mannenrug, die moet-ie altijd inspecteren. Ik zie ‘m passeren, blik op de bar gevestigd, schichtig vanonder z’n bril omkijkend, hé, wat heb ik nu hier naast me, een man, om per ongeluk een opmerking met open invitatie te maken. 7 Van de 10 keer beet.
Okke is mannenexpert. Hij weet ze te vissen, ’t aas voor te houden waarvan ze zelf niet wisten dat ze ’t wilden happen. Zeg nou zelf: ’t sikje, de bril, de oren; Spock, die nog 1maal is teruggekeerd naar aarde om te genieten van z’n oude dag.
& Zelfs tijdens die stilstand, ’t bevroren moment, krijgt Okke ’t voor elkaar zichtbaar te prevelen, te murmelen, innerlijk verslag te doen van ‘tgeen niet klopt.

Die man, die heeft niets door. Een niets vermoedende tijdelijke verblijver. Hij heeft zichzelf wat woordjes geleerd, alsjeblieft, dankjewel, tot ziens, hoe duur kost een glas, om zich gemakkelijk opgenomen te zien in een vreemd land, een vreemde kroeg, een vreemd allegaartje waar bier enkele uren hoofdzaak is. Hij giechelde met de giechelaars, hij fronste met de fronsers, hij zweeg toen alle barhangers voor zich uit keken, genoeg hadden van altijd diezelfde zure kop van de buurman barman. Hij deed z’n best, leek op goede momenten perfect geassimileerd.
Hier verraadt-ie zichzelf. Hij pakt z’n rugzak in. Let niet op wat Okke zegt, ontwijkt per ongeluk ’t Okke-aas.

Ik had ‘m gezegd: ‘Sorry, sir, I can’t allow that.’
Gedistingeerd engels is ’t mooist. Met een licht klakkend tongetje, zodat ’t lijkt alsof, ze even geloven dat, maar toch op ’t laatst beseffen: ’t kan niet; ze zijn in Amsterdam.
Maar de man schrok. Hij haalde de fles nogmaals te voorschijn. Waarvan ik dacht dat ’t een geheime alcoholische versnapering was.
‘It’s just water,’ he said, ‘not wodka.’
‘Oh, sorry, sir,’ I said, ‘I took the wrong conclusion.’
‘I always need lots of water when I’ve been drinking some beers.’
Nogmaals verontschuldigingen mijnerzijds.
Die zijn al afgelopen. Hij bergt nu de fles op in z’n tas.

Ik weet heus wel dat ik de tekst van de foto steel. Waar eigenlijk Pieter-Jan alleenrecht op heeft.
Hoewel, zogauw een plaatje getoond wordt, gaat ’t pas leven. Dan pas krijgt ’t geheimen, vertelt ‘t verhalen, of levert ’t misverstanden. Je laat iets los om ’t niet meer in de hand te hebben.

Zo zei Pieter-Jan: ‘Je moet even kijken. Bij 20 januari. ’t Is best mooi geworden. Je wist van jezelf vast niet dat je een hele mooie arm hebt.’
Nee, dat wist ik niet. Dus ben ik gaan kijken.
Dus zie ik m’n arm. Centraal er overheen loopt die ene ader. Precies in ’t midden.
Kijk, denk ik, daar ben ik gister in geprikt. Of de dag van gister. Niet gister van nu-nu; nee, van voltooid deelwoord-nu.
3 Buisjes bloed geprikt.
Ik zeg nog tegen die zuster: ‘Normaal is ’t er maar 1.’
‘Dat weet ik niet,’ zei die zuster.
Of heeft die zuster gezegd.
‘Dat weet ik,’ zei ik gezegd hebbende, ‘dat kan u ook niet weten.’
Daar, die arm. Daarom klopt die foto wel.

Want hij wijst de verhalen aan die via sluikpaadjes door Zijperspace heen lopen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *