2e kerstdag

‘’t Is toch 112?’ vroeg Peet.
‘Wat?’ vroeg ik.
‘112? Voor ’t alarmnummer.’
‘Wat dan?’
‘Er ligt een man buiten. Zegt hij daar.’
Ze wees. Ik keek. Een vaste klant. Meerdere vaste klanten eigenlijk. ’t Kon iedereen zijn.
‘Waar is de telefoon?’ vroeg Peet.
‘Waar ik ‘m altijd leg.’
‘Nee, daar ligt-ie niet.’
Ze liep richting kantoor. Om de telefoon te gaan zoeken.
‘Hier ligt-ie,’ zei ik tegen haar.
Precies op z’n plaats. Ze had ‘m alleen omgestoten.
Ik gaf ‘m aan. Zij liep ermee naar achter.
‘Zeg ’t maar,’ zei ik daarna tegen de klant die al die tijd voor me had staan wachten.
‘Nee, wordt er nu gebeld?’ vroeg hij.
‘Oja, jij stond buiten?’ zei ik. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Die man kan niet meer adem halen. Een somaliër. Ik zag ‘m daarnet al pillen slikken op de wc. & Nu kan-ie geen adem meer halen. Volgens mij heeft-ie een beroerte of iets dergelijks.’
Peet kwam terug. Ze legde € 5,- neer op een plek achter de bar.
‘Wat is daarmee?’ vroeg ik.
‘Ze komen er zo aan.’
Ze gaf me de telefoon terug.
‘Ga jij maar naar buiten,’ zei ik. ‘Dan doe ik de bar wel.’
Ik stopte de € 5,- in m’n achterbroekzak. Dat kon ik later nog wel een keer vragen.

‘Ik heb jullie nog nooit zo snel zien opruimen,’ zei Vera.
‘Dat kunnen wij ook alleen als we ergens naar toe moeten,’ zei ik. ‘Mooi, hè.’
‘Ja, hoor.’
Ik pakte de kratten met lege flesjes & schoof ze ’t cafégedeelte uit. Zette emmertjes met sop klaar bij de kraan. Kwam daarna terug bij de bar.
Vera & Freerk wilden afrekenen. Ze kregen hun bonnetje van Peet.
‘Veel plezier op jullie feest.’
‘Ach,’ zuchtte ik.
‘Heb je er geen zin in?’ vroegen ze aan mij.
‘Ach ja, kerst,’ zuchtte ik nogmaals, ‘wil ik er niet aan meedoen, maar dan ga ik ‘t uiteindelijk wel met m’n collega’s vieren. Maar ik zal proberen gezellig te zijn.’
‘Ton, jij bent iemand met vele dubbele bodems,’ zei Freerk.
‘Dat is ’t misschien.’

Ik tikte op ’t raam. Trok een rare bek naar Drik.
Van ‘Hé, Drik, waarom staan wij hier buiten.’
Die blik.
Drik reageerde door op te staan. ‘Waarom staan jullie daar nog buiten,’ keek hij.
Vervolgens opende hij ’t raam.
‘Kom maar,’ zei hij.
‘Is wel de kortste weg,’ zei ik.
Ik gebaarde naar Peet dat ze me moest volgen.
‘Ze komen echt door ’t raam,’ hoorde ik Von zeggen.
Iedereen lachte.
‘Merry Christmas,’ baste ik.

‘Hoe was ’t vandaag?’ vroegen enkelen onmiddellijk nadat we zaten.
Een routinevraag. Een collegiale vraag. Vanzelfsprekend als je de enigen bent die gewerkt heeft tijdens feestdagen.
‘Niks bijzonders,’ zei Peet.
‘Ach, er moest iemand opgehaald worden met een ambulance,’ zei ik.
‘Wat?’ reageerden enkelen.
’t Drong niet meteen tot iedereen door.
‘Ja, een ethiopiër kon geen adem meer halen,’ zei ik.
‘Hij bleek astmatisch te zijn,’ zei Peet. ‘Dan moet je niet in zo’n omgeving als bij ons komen.’
‘Voor de rest is er niets gebeurd. Was best gezellig.’
‘Maar ’t is best eng,’ ging Peet verder, ‘iemand te zien die niet goed kan ademhalen. De ambulance kwam & hij kreeg meteen een masker op z’n gezicht geduwd.’
We kregen soep voorgeschoteld. De rest praatte verder.
‘Waar waren we gebleven?’ zei iemand.
‘Ja, de kerstpakketten,’ riep Fret.
‘Nee, niet meer over de kerstpakketten,’ riep Sas uit de keuken.

Kerst naderde z’n einde in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *