3e gasthof

Ze staan je altijd aan te kijken.
’t Is ook logisch: de deur gaat open. Dan blijkt ’t nog een nieuw gezicht te zijn bovendien.
Ik voel dat m’n ogen er anders van gaan staan.
In ’t amsterdamsche weten ze hun plek, weten ze waar ze zich op moeten richten; hier tasten ze, blijven ze net te lang hangen, schieten ze fluks aan confrontaties voorbij. & Zij die hun plek weten hier, voelen dat & wachten nog even af. Van wat er op ’t punt staat te gebeuren.

’t Is een buitenlander die hier niet bekend is.
Bezwete rode kop. Rugzak op. Plattegrond in broekzak. Groet niemand, klopt niet op tafels van bekenden, zoals ’t hoort.

Tuurlijk loop ik direct naar de tafel die ‘Reserviert’ is.
Iedereen weet ‘t. Die staat altijd gereserveerd. Stammtisch, kaarttafel, personeelsuitrustplek. Iedereen weet dat je daar niet naartoe moet lopen.
Dus een snelle bocht naar elders zogauw ik ’t kaartje opmerk. & Dan net doen alsof ik ’t juist niet heb gezien, maar als vanzelfsprekend een andere, betere plaats heb ontdekt.

Zitten. In Duitsland moet je zitten. Wachten tot ze naar jou toe komen.

‘Haben Sie ein lager?’ vraag ik.
Vergeten de brouwerijatlas te bestuderen op wat ze hier te bieden hebben.
Maar ik krijg een lager. Vragen om een lager kan nooit kwaad. 90 % Kans raak te schieten.
Enkele vegen over m’n voorhoofd, zeer onopvallend, achterover hangen, zo veel mogelijk uit beeld, & ik begin te merken dat de meesten mij beginnen te vergeten. Anderen worden belangrijker.
Ik zie 2 klanten smoezen, hun blik gericht afgewend van degene die zojuist de Gasthof betreedt. Hij heeft iets gedaan, er is iets met ‘m aan de hand, ze weten elkaar iets over hem te vertellen.

Ik pak m’n boek & begin te lezen. Enkele woorden die zelfs enkele zinnen beginnen te vormen. De afleiding is groot voor iemand die hier niet thuis is & zich perse wil opstellen alsof hij op z’n gemak is. Ze moeten nl gecontroleerd worden, hun, de rest, zij die wel gewend zijn hier te zijn, op mijn on- of opvallende aanwezigheid. In hoeverre ben ik al verdwenen?

Ik probeer m’n hand op te steken. Afgekeken van de buurvrouw die de menukaart verlangde.
Maar steeds als m’n hand omhoog gaat, keert ’t personeel ’t hoofd om. Dan snel m’n hand weer omlaag. De mensen mogen niet zien dat ’t me niet in 1 keer gelukt is.
De buurvrouw lacht meewarig. Een duitse lach. Ik kan niet zien of ze om m’n pogingen lacht of om ’t keren van de hoofden.

Dan heb ik tuk.
‘Haben Sie vielleicht etwat anders zu trinken?’
Nog steeds niet in de atlas gekeken. Bang herkend te worden als biertoerist.
‘Und haben Sie eine Karte vor etwas zu essen?’

Als ik af wil rekenen gaat ’t weer fout. Meermaals blijft m’n hand ergens halverwege in de lucht steken, schielijk bergt ’t zichzelf zo snel mogelijk weer op.
In m’n ooghoeken wederom een duitse lach. Maar als ik omkijk heeft iedereen hier binnen ’t over de klant die zojuist aan de gereserveerde tafel is gaan zitten.

Ik maak plaats, om zodoende meer ruimte te vinden in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *