3e onderbreking

3e Onderbreking, zeg ik, omdat ik ‘t vorige stukje niet als zodanig zie. Misschien moet ik ipv ‘zie’ ‘voel’ zeggen. Ik heb dat stukje geschreven terwijl ik onderweg was naar Den Helder, & vervolgde dat schrijven een paar uur later bij m’n ouders thuis. Beneden werd gewerkt aan de redecoratie van ‘t huis, de huiskamer zag leeg van verwijderde meubels & vloerbedekking. Boven deed m’n vader z’n dagelijkse middagdut & ik typte ondertussen aan de tekst die niets met de dag zelf te maken had. We verwerkten beiden op onze eigen manier de wandeling over de dijk van Huisduinen naar Oud Den Helder.

‘Ik herken die vogels niet,’ zei m’n vader, z’n blik gericht op de vlucht die overging.
‘Zijn ‘t geen rotganzen?’ vroeg ik. Een vraag waar ik geen antwoord op hoefde te verwachten. M’n vader heeft alle namen reeds lang verloren. Hij heeft anderen nodig om zich die te herinneren.

‘t Grootste gedeelte van de tijd zwegen we. Zoals je kan zwijgen als je een wandeling maakt. Slechts een enkele keer is communicatie echt nodig, vooral als de omgeving zo weinig vertelt als een dijk bij slecht weer.
‘We zouden de dode meeuwen kunnen tellen, Pa,’ wees ik naar ‘t 2e lijk.
‘Worden die dan niet opgeruimd?’ dacht ik, niet anders dan de luxe van de vuilnisophaal, plantsoenendienst, & propjes verzamelende prikkers gewend. ‘Deze heeft nogeneens een kop.’
‘Ga jij de dode meeuwen maar tellen,’ klonk m’n vader ietwat cynisch. Een lichte schok ging door me heen: dat soort opmerkingen was ik niet van m’n vader gewend. Maar een blik opzij vertelde me dat-ie er voor de rest niets mee bedoelde. ‘t Was eerder een verzuchting, zoals z’n mededelingen tegenwoordig wel vaker verzuchtingen zijn.

Hij wilde niet te lang lopen, vertelde hij al voordat we begonnen waren. Ik had niet anders verwacht. Vroeger kon een wandeling voor hem niet lang genoeg duren, tegenwoordig is-ie al moe als-ie denkt ‘t huis te moeten verlaten.
Maar ‘t huis is nu ff ‘t huis niet meer, zo zonder tapijt om op te lopen, zonder een bank die vrij is om te zitten. M’n vader heeft alleen z’n bed waar alles onveranderd is. Waar hij niks van hoeft te onthouden.

Ik nam m’n vader op sleeptouw, zoals m’n vader mij vroeger op sleeptouw nam. Hij hield de schijn op dat we slechts een klein stukje gingen rijden, waarna de urenlange wandeling door ‘t Robbenoordbos volgde, waarvan ik ondertussen totaal geen tijdsbesef meer had. Ik hield de schijn op dat we de bus konden pakken, of desnoods Ma zouden bellen om ons op te halen, als we er geen zin meer in hadden. & M’n vader had gelukkig niet al te veel besef van tijd meer om zich te kunnen realiseren dat-ie z’n vrouw al 2 uur miste. Dat is niet omdat-ie zich vermaakt, zoals ik vroeger per ongeluk toch deed, ‘t komt eerder doordat-ie gewoon ‘t besef niet heeft.

‘Zullen we door de Martinus van der Hamstraat?’ vroeg ik ‘m. We stonden nu toch om de hoek van ‘t huis waar ik geboren was.
M’n vader twijfelde. Hij twijfelt over alles dat ‘m misschien langer van z’n veilige thuishaven kan houden. ‘t Leek alsof-ie ging berekenen hoeveel xtra tijd ‘t ‘m zou gaan kosten, maar ‘t zou ook kunnen dat-ie zich bedacht wat voor bezwaar hij ertegenin kan brengen.
Hij zei ja.
‘Welk nr woonden we eigenlijk?’ vroeg ik, na al eerder m’n verwondering uitgesproken te hebben over hoe klein de straat nu opeens lijkt. Voor m’n vader moet ‘t nog steeds even groot zijn, bedacht ik me. Hij was toen al volwassen. & Toch zie ik ‘m bij die opmerking omhoog kijken naar de muren van de huizen. Hij liet de muren groeien, zo leek ‘t.
‘Ik weet ‘t niet meer.’
‘Nr 17 misschien? Dan zouden hier de buren Veenstra hebben gewoond & daar voor….’ ik begin te twijfelen, ‘Nee, dat kan niet.’
‘We woonden op nr 19,’ zei m’n vader nog net voordat we ‘t oude huis bereikt hadden.
‘Eigenlijk is er niks veranderd,’ zei ik, ‘de huizen zijn ‘tzelfde, ‘t grasveldje, de stegen achter de huizen. Alleen de mensen wonen er niet meer.’
Ik zag m’n broers met hengels naar de Singel lopen. Ik zag valse honden ‘t grasveldje onveilig maken. Ik zag een sneeuwballengevecht voor ‘t huis van Tante Bep & Ome Arie. Ik zag een jonge vader die achter de 1e fiets van z’n zoon aanrent.

‘Jij mag kiezen, Pa. We kunnen van hieraf naar huis lopen, nu we de trein gemist hebben, of we kunnen de bus nemen.’
‘Laten we maar de bus nemen.’

Ik schreef. M’n vader sliep. Beneden werkten m’n moeder & 2 schoonzussen. Ik zie ‘t als een verplichting alles op te schrijven. M’n schoonzus denkt daar iets anders over, voelde ik aan enkele stekelige opmerkingen. Maar ik vind dat ik net zo hard gewerkt heb als zij. Ook al schreef ik dan ‘t vorige stukje.

Wonen in Zijperspace is een vak apart.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *