almachtig

Van de week dacht ik even dat ik muizenkeutels had weggegooid. Ik had wat zwarte korreltjes op m’n vinger laten vastplakken & vervolgens door de gootsteen weggespoeld.
Er ging een rilling door me heen toen m’n nog slaapdronken hoofd deels ontwaakte: muizen!
Terwijl ik ’t moment daarvoor ’t argeloos aan m’n vinger had laten hangen.
Ik bedacht opeens dat de zaaddoosjes van de wilde hyacint open waren gesprongen. Onder invloed van de zon, die enkele uren per dag m’n keuken beschijnt. De zwarte korreltjes, de zaadjes, waren daardoor over de vensterbank gerold.
M’n vinger bleef echter nog een tijdje vies. Besmet: ik durfde er voor even niets mee aan te raken.

M’n vader verzamelde zaad. Hij stopte ’t in overzichtelijke potjes. Zwarte potjes waar 1st fotorolletjes in hadden gezeten. Wit stickertje op de zijkant. Ik meen zelfs met datum.
‘Plastic is niet goed,’ zei m’n moeder. ‘Dat werkt in op ’t zaad. Je zou beter papieren zakjes kunnen gebruiken.’
Waarschijnlijk gaf dat m’n vader minder mogelijkheid tot systematiek.

Vorig jaar zag ik m’n moeder zaad van de koekoeksbloem verzamelen. We waren in ’t huis van m’n broer. Ik nam een klein zakje mee. Zaaide ’t uit in mijn tuin.
‘Ik heb er wat van aan Conny gegeven,’ vertelde ze. ‘Die heeft ’t verspreid in enkele bermen in Den Helder. Maar ik heb nog steeds niets tevoorschijn zien komen.’
In mijn tuin wel. Ik zou nu ook enkele boterhamzakjes kunnen vullen met ’t zaad van de koekoeksbloem.

M’n vader zou in zo’n geval een wandeling gaan maken, z’n zakken gevuld. Als-ie een geschikte plek gevonden zou hebben, zou hij z’n voorraad uit z’n broekzak halen. & Alsof-ie ’t Woord zou verkondigen, zo verspreidde hij dan zaad. Zaad van wilde bloemen. Hij wilde dat ’t ook elders groeide. Dat iets zeldzaams zich elders voort kon planten. Niet alleen maar in zijn tuin. Hij wilde dat iets voort bleef leven dankzij zijn helpende hand. De natuur minder wild, minder onafhankelijk van de mens, maar wel verrassender. Dankzij Pa, de almachtige. Dat de natuur minder wild was geworden, dat ’t gestuurd was, wist alleen hij.

M’n broer had plots knopig helmkruid in zijn eendenkooi.
Wij wisten waar ’t vandaan kwam, want alle andere broers hadden ’t ook groeien in hun tuin.

‘Postzegelzakjes!’ zei ik tegen m’n moeder, ‘ik zou ’t in postzegelzakjes kunnen verzamelen.’
‘Ja, dan kan je er op schrijven wat er in zit.’
M’n vaders systeem geperfectioneerd.

Jaloers zou hij komen kijken in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *