Tabe komt in de deuropening staan. Voor de winkel zat-ie daarnet nog een biertje te drinken. Nu gebaart-ie.
Ton, kom ns.
Beweegt zn hoofd om duidelijk te maken dat ik even moet komen kijken.
Ik kom op zijn plek staan; Tabe neemt weer plaats op een leeg krat.
Ik kijk. Zie een man traag stapjes nemen. Ogen gesloten. Hij heeft een deken om zich heen geslagen. Een chileense of een argentijnse deken, iets dergelijks. Zn haar hangt in slierten langs zn hoofd. Een onverzorgde baard. & Hij heeft een dunne stok in zn hand.
Zo loopt-ie al een hele tijd, zegt Tabe. Hij heeft er 20 minuten over gedaan om van de hoek tot hier te komen.
Met een beetje fantasie herken je een hippe Jezus in de man, maar dan knetterstoned.
Hij staat stil. Zn hoofd tolt een beetje. Als-ie in slaap dreigt te vallen, schrikt-ie wakker door t plots verliezen van zn evenwicht. Ogen snel op een kier. 2 Stapjes. Daarna weer deinend op de golven van zn trip.
Oh, is hij dat, zeg ik tegen Tabe.
Hij kwam elke dag wel even voorbij. Een meisje omarmd. Zij haar arm om zijn middel. Hij de arm helemaal tot over haar schouder.
Hij was niet al te groot, liep een beetje gekromd, dus dat viel op. Alsof ze helemaal verliefd waren. Roze wolken. Liefdesavontuur.
Maar t was elke keer een ander meisje.
Hij voerde t woord. Ik luisterde mee als ik in de buurt stond.
Dag, meneer, zei hij vriendelijk tegen een willekeurige voorbijganger. Heeft u misschien iets voor ons over? We moeten de trein naar huis nemen, maar iemand heeft net onze tassen gestolen.
Heel voorkomend, netjes, beleefd, zachte stem. & Een minzame glimlach. Ook al kwam er geen reactie. Hij keek de mensen met een zoete glimlach na. Zn vriendin niet loslatend.
Soms raakte hij wat langer aan de praat. Vriendin tegen zich aandrukkend. Een gulle lach naar de belangstellende. Hij wist dat-ie meer zou vangen als de mensen in zn verhaal geloofden. Gestrand liefdespaar.
Met zn buit kwam-ie even later een ½e liter bier halen. Zij hoefde niet.
De dorst van de meisjes was nimmer groot.
Voorbijgangers passeren op een ½e meter. Ze zien zn instabiliteit. Zn stok valt. Vlak voor de voeten van een man. Die neemt afstand. Loopt om enkele geparkeerde fietsen heen.
Hij raapt de stok op. Loopt weer een paar pasjes. Komt aan mij voorbij. Maar blijft hangen bij de stapels kratten voor de winkel. Hij leunt. Ogen dicht, zie ik van schuin achter.
Gaat t een beetje? vraag ik.
Hij schrikt weer wakker & kijkt om naar waar die stem vandaan komt.
Ja, t gaat.
Nog steeds dezelfde zachte stem.
Hij wankelt zich weg uit de leuning van de stapel kratten.
Je bent een beetje aan t trippen, stel ik voor hem vast.
Hij mompelt wat & stommelt weer enkele stappen verder.
Doe voorzichtig, voel ik me verplicht er nog achteraan te zeggen, maar door t verkeer is-ie al buiten gehoorsafstand.
Er staat plots een gedaante in de deuropening. Tegen t licht van buiten zie ik zn contouren. t Straalt om hem heen naar binnen. Hijzelf is een schaduw in t tegenlicht.
Weer die Jezus-gestalte. Naar de verkeerde tijd & plaats gebeamd.
Vanachter uit de winkel zie ik dat-ie zn handen vooruit gestoken heeft. Zn ogen waarschijnlijk weer dicht. Zn stok rust ergens in zn handen, steekt langs zn middel omhoog.
Hij staat stil.
Thomas komt achter de kassa vandaan. Loopt op m af.
Meneer, zegt-ie.
Ik wil er naartoe lopen, maar besluit dat Thomas t ook moet kunnen.
Hij schrikt weer wakker. Een huh klinkt.
U staat midden in t pad, zegt Thomas.
Hij verdwijnt. t Licht achterlatend. Dat schijnt nog steeds onverminderd door de winkel in.
Ik heb daarnet een zwerver weggestuurd, zegt Thomas even later. Stond midden in de deuropening.
Ja, ik zag t.
Hij liet per ongeluk zn schaduw achter in Zijperspace.