argentina

M’n vader zou wc-papier meenemen. ’t Werd me meermaals verzekerd. Genoeg voor 2 dagen. & Hij liet zien dat-ie ’t in z’n rugzak stopte.
M’n ouders hadden al genoeg ervaring met mij. Als we ergens heen gingen, als we gingen wandelen, moest ik op de meest ongunstige momenten poepen. & Zonder wc-papier gaat dat niet.
‘Veeg je gat dan af met bladeren,’ was er wel ‘ns voorgesteld.
Zoiets doe je eens & nooit weer. Bovendien zouden er in de bergen niet veel bladeren te vinden zijn. Niet op de berg die wij gingen beklimmen.

M’n moeder ging niet mee. & Quint mocht ook bij de caravan blijven. Waarom ik dan altijd? Vroeg ik me af. Hardop.
‘Je zou ‘ns moeten weten hoeveel kinderen met je zouden willen ruilen.’
Zoveel kinderen die een wandeling in de bergen willen maken, zoveel kinderen die een dag in de bergen willen slapen. Op avontuur, 2 dagen lang, richting een Hütte.
‘Laat me dan met ze ruilen.’

Evengoed deed ik m’n best. Ik wilde niet onderdoen voor Carel, ook al was-ie een jaar ouder. Ik werd afgeleid door de paden met onregelmatige bochten, zigzaggend, met ongelijke stenen, ik werd afgeleid door ’t tempo, door ’t feit dat ik sneller wilde gaan dan de anderen. Ik wilde laten zien hoe sterk ik was. Daardoor vergat ik ’t verlangen naar de caravan, naar de veilige thuishaven.

Totdat er kramp bij m’n lies ontstond. M’n vader concludeerde dat ’t m’n lies moest zijn. M’n rechterbeen trok. Wilde niet dezelfde passen als m’n linkerbeen maken.
We waren nog maar net halverwege. De bomen voorbij, ’t was al kaal, slechts steen.
‘Dan nemen we gewoon pauze,’ zei m’n vader.
& Hij haalde de befaamde mueslikoeken tevoorschijn. Die kregen we alleen tijdens lange wandelingen. & Dan ook nog mondjesmaat. M’n vader had ze voor de vakantie in een speciale wandelwinkel ingekocht. Dure samengeperste mueslikoeken. Elke koek stond voor een maaltijd. Zonder de ruimtevaart waren deze koeken niet uitgevonden.
Nu hielden we een lange pauze. Ieder een koek. Allemaal een steen onder de billen. M’n vader liet z’n voeten luchten. & Carel & ik gooiden steentjes naar elkaar. Of dronken om beurten uit de veldfles. We maakten ook alvast ruzie over wie straks de rugzak voor een kwartier moest dragen.

Als ’t niet ging dan moest ik ’t zeggen. Dan hielden we gewoon nog een keer halt. Of zouden we langzamer gaan lopen.
Dus liepen we langzamer. Zolang ’t nodig was. Vooral niet te lang, want er kwamen donkere wolken aan.
& Carel moest maar wat langer de rugzak dragen.

We naderden de sneeuwgrens. Plekken sneeuw die nooit smolten. M’n vader zei dat we op 2000 meter hoogte waren. Dat we nu niet meer terug konden. Ook al zou ’t straks gaan regenen.
We liepen over een smal paadje tussen de sneeuw door. ’t Smeltwater baande zich een weg over ‘tzelfde pad. In tegengestelde richting. ‘t Vormde de 1e stroompjes van de latere Rijn. We waren eigenlijk bij de bron van de Rijn, legde m’n vader uit. Over enkele weken zou dat water in Nederland de zee bereiken.
Ik legde in gedachten dezelfde weg naar huis af. & Liep ondertussen door. Van m’n lies geen last.

’t Begon te sneeuwen. 1st Met zachte vlokken. Die onder invloed van de toenemende wind al snel veranderden in striemende ijsklontjes.
We moesten stoppen. M’n vader haalde alles uit de rugzak tevoorschijn dat kon dienen als extra verwarming. Sokken werden handschoenen. Schone t-shirts truien. Plastic zakken moesten de schoenen zo lang mogelijk droog houden. & Voor nog wat extra warmte ook de regenjassen aan. Strak aangesnoerd.
Maar m’n vader zag de Hütte. In de verte. Kijk maar.
We volgden z’n vinger. Stopten even naast ‘m om te zien waar ’t huisje zich in de donkerte van de berg bevond. & Zagen niks. Veel te veel sneeuw.
We konden beter doorlopen, zei m’n vader.
Er was echter geen pad meer. De merktekens waren moeilijk te onderscheiden. ’t Enige dat we konden doen was in de richting van m’n vaders vinger lopen. Daar waar hij naar gewezen had.
‘We lopen goed,’ zei hij steeds geruststellend.
Maar ’t was zo koud. De sokken waren niet toereikend. & De schoenen gleden weg.

’t Meisje in de Hütte opende verbaasd de deur. Ze had niemand verwacht. Er was slecht weer voorspeld. Dat had m’n vader toch kunnen horen op de radio?
M’n vader had de avond ervoor geluisterd. Hij had over een buitje gehoord. Maar zich niet gerealiseerd dat ’t een sneeuwstorm bovenop de berg zou kunnen zijn.
We hingen onze natte kleren op in de buurt van de kachel. Onze slaapspullen in de slaapzaal. Die was berekend op ‘t 10-voudige van ons 3-koppig gezelschap. M’n vader praatte met ’t meisje. & De radio speelde muziek.
Don’t cry for me, Argentina.
Was dat niet uit een musical? M’n vader scheen zich dat te herinneren. Hij converseerde er over met ’t meisje. Zij wist van niks.
Daarna legde hij ’t verhaal aan ons uit. Net zo stuntelig als in z’n duits. ’t Had vast meer te betekenen, dachten wij, want we hadden Pa nog nooit zo gelukzalig zien glimlachen bij een stukje muziek anders dan jazz.
We kregen eten uit blik. Waar m’n vader vreselijk veel voor moest betalen, liet-ie weten.
We gingen vroeg naar bed. M’n vader snurkte & ’t was koud.

Maar ‘Argentina’ weerklonk de hele nacht in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *