barwerk (2)

De man vroeg of-ie later mocht betalen. Een bonnetje. Hij had z’n portemonnee niet bij zich.
‘Blijf je binnen of ga je naar buiten?’ is dan de standaardvraag voor ons.
‘Ik zit buiten.’
‘Dan moet je meteen betalen.’
Dan liep-ie wel even heen & weer. Z’n bier liet-ie staan.
’t Duurde blijkbaar een tijdje voordat z’n vrouw de portemonnee had gevonden, want 5 minuten later kwam-ie pas terug.
‘€ 3,20 Alsjeblieft.’
Ik gaf ‘m z’n wisselgeld.
‘Kan je ze even opfleuren?’ vroeg-ie. ‘’t Ziet er zo zielig uit.’
Ik wierp een blik op de glazen. Ze waren slechts een millimeter ingezakt. Voor de rest had-ie wel een zeer vol glas.
‘Ik vind ’t er anders nog goed uitzien,’ zei ik, terwijl ik verder ging met de volgende klant.
De man keek misnoegd. Dit zou z’n 1e & laatste biertje zijn, zag ik.
‘Ik ben vandaag geloof ik zeer klantvriendelijk,’ zei ik tegen Roen, op een bijtende toon.
Een beet naar mezelf. Ik wist ondertussen in welke stemming ik was.
Ik hoorde Mompel grinniken. Die had ernaast gezeten.
‘Stomme klant,’ probeerde ik mezelf nog een beetje te vergoelijken, ‘blijft 1st 5 minuten weg & wil dán nog een vette schuimkraag op z’n bier.’
Ik kon van ’t gezicht van Mompel niet aflezen aan welke kant hij stond.

‘Heb je ’t aan je rug, Wim?’ vroeg ik.
‘Nee, moet je kijken, Ton,’ zei Wim, op een trage manier op me toelopend, ‘ik ben hier als klant. Jij wordt ervoor betaald om glazen op te halen.’
Ik dacht: ben ik je slaaf dan? Maar hield daarover m’n mond.
‘Je kan toch wel even wat glazen aangeven als je ziet dat ik m’n handen vol heb? Je hebt ’t niet aan je rug dus?’
‘Nee, maar ik ga niet voor jou bukken. Ik vind ’t niet fatsoenlijk dat je dat van me vraagt.’
‘Moet je even luisteren,’ met m’n arm tegen de muur leunend, een ontspannen houding aannemend voor m’n preek. ‘Je weet dat we hier keihard werken. Er staan vaak genoeg rijen bij de bar. Wij hebben glazen nodig, want jij wil je bier geserveerd hebben in een glas. Dan is ’t zaak dat we zo snel mogelijk die glazen weer bij de bar hebben. Want dan kunnen jij & al die andere klanten sneller geholpen worden. Als ik dan tot 4 maal vraag of ik een paar stapels glazen aangereikt kan krijgen die achter jouw voeten op de grond staan, dan is ’t eigenlijk zonde van m’n tijd. Ook van andermans tijd, want jij zorgt ervoor dat mensen dus eigenlijk langer op hun bier moeten wachten. Dus, wil ik maar zeggen, vind ik jouw instelling behoorlijk onfatsoenlijk.’
‘Wat voor opvoeding heb jij gehad?’
‘Een katholieke, van 2 lieve ouders. & Jij bent iemand die zijn kinderen op zo’n manier opvoedt dat ze boven ’t barpersoneel moeten staan. Dan ben ik blij dat ik de gelovige opvoeding heb gehad.’
‘Ton, ik had je vader kunnen zijn.’
‘& Dat ben je niet. Maar goed ook, want anders had je helemaal geen bier gekregen. Als jij op een onbeschofte manier met mij omgaat, zal ik de volgende keer jou als klant ook op zo’n onbeschofte manier behandelen.’
‘Dat moet je vooral doen. Dan ga ik een praatje maken met je baas.’
‘Goed zo, dat zal ik zeer op prijs stellen.’

‘Hai, Ton,’ zei Zheljko. ‘Hoe gaat ‘t?’
Ik keek zeker vrolijk. Anders was ’t vast van m’n lichaamshouding af te lezen.
‘Mwoah,’ reageerde ik.
Keek ondertussen om me heen op zoek naar lege glazen. Oogcontact vermijdend, bedacht ik me later.
‘Kater?’ vroeg Zheljko met pretoogjes.
Z’n vriendin lachte mee.
‘Nee, helemaal niet zoveel gedronken gister.’
‘Dan had je dat misschien wel moeten doen. Zonde.’
Ik lachte. Eindelijk een grappige opmerking. Of eigenlijk: eindelijk een opmerking die relativeerde.
‘Ja,’ lachte ik ze toe, ‘dan had ik er in ieder geval nog lol van gehad. Wist ik tenminste ook waar ’t van kwam.’

’t Buigt, ’t knarst, ’t piept in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *