openluchtvoorstelling

Van m’n pillen mag ik pas na een ½ uur eten. Anders werken ze niet. Dat heeft de interniste me nog een keer benadrukt, bij ’t laatste bezoek. Dat ik er om moet denken ze wel een ½ uur voor ’t ontbijt te slikken.
Maar ik ben de pillen al vergeten zogauw ik m’n voeten in de zonnige tuin zet. Er is daar te veel dat me af kan leiden. Winde die z’n kop opsteekt. Longkruid dat te hoog gaat groeien. Een pad die door ’t bos van lievevrouwebedstro probeert weg te vluchten. & Daarbij komend de fantasie om de pad met handschoenen vast te pakken & over de schutting naar de achterburen te gooien. Waarvoor ik waarschijnlijk toch te laf ben.
Bovendien voel ik de ogen van 1-hoog hiernaast in m’n rug. Je kan moeilijk padden smijten als je in de gaten gehouden wordt. Geïnteresseerd, dat wel, maar elke beweging wordt op waarde geschat, beoordeeld, gewogen. Ik doe een voorstelling voor de mensen op ’t balkon. Daar moet ik rekening mee houden. Ze hebben net geen toneelkijkertjes.
Ik probeer me er niks van aan te trekken. Ik pluk winde, ontwortel wat longkruid, vermijd de pad die vanaf een open plek me argwanend aanschouwt. ’t Is pais & vree.
Ik hoor ’t wel. ’t Gemurmel van een radio bij een andere buur. ’t Gesprek op 1-hoog hiernaast dat op fluistersterkte wordt gevoerd. De was die opgehangen wordt bij Suze van 2-hoog hierboven. Terwijl ik voorovergebogen sta te plukken, in alle bescheidenheid de tuin sta te corrigeren, probeer ik ’t niet in de gaten te hebben. Op ’t toneel hoort de acteur immers niet te laten merken dat-ie door heeft dat er zich publiek bevindt.
Ik moet m’n rol echter niet al te serieus te nemen. Een praatje op z’n tijd is ook leuk.
Dus hef ik m’n hoofd op richting waslijn van 2-hoog.
‘Hoi,’ zeg ik als ik merk dat ze me aankijkt.
‘Hoi, buurman,’ zegt Suze.
Dan moet ik ook beter kunnen, bedenk ik me. Amicaler. Zoals buren onder elkaar doen.
‘Hoi, buurvrouw,’ verbeter ik mezelf.
We lachen. Nico komt even om de hoek van de keuken kijken waar ik me bevind.
‘Zeg, wel voorzichtig met je was, hè,’ waarschuw ik.
‘Ach, ik heb toch een vriendelijke buurman die altijd ervoor zorgt dat ’t weer terug komt.’
Ik voel nog steeds de aandacht van 1-hoog hiernaast. Mag me er niks van aantrekken, want anders begint ’t toneelstukje dat we opvoeren z’n werkelijkheidsgehalte te verliezen. De schijn van spontaniteit moet opgehouden worden. Wij zijn immers buren die ’t uitstekend kunnen vinden met elkaar & een mogelijkheid tot groeten & praten niet aan zich voorbij laten gaan.
‘Toch is ’t altijd een rare ervaring,’ spreek ik welluidend m’n buurvrouw toe, ‘als je plots voor je hoofd een fladderend onderbroekje voorbij ziet komen.’
Hihi, denk ik, nu zou ik ze in de ogen moeten kijken, om te zien of ze geschokt zijn. Ik zie ’t onderbroekje van 1-hoog hiernaast al fladderen. Niemand die ’t dan durft op te rapen, denk ik gemeen.
‘Ton,’ gaat Suze onverstoord verder, ‘geef nou maar toe dat ’t elke keer weer een verrijkende ervaring voor je is.’
Ik proest, zonder dat dit te zien of te horen is. Een inwendig proesten. Uit niets mag blijken dat er een voorstelling gegeven wordt. & We geven geen toegift na afloop met de bloopers.
‘Klopt,’ antwoord ik Suze, ‘een dergelijk diepe ervaring elke keer, dat ik er menig stukje over geschreven heb.’
We lachen, & vervolgen onze werkzaamheden. De buren houden zich stil.
Als ik bedenk dat ik vandaag ook nog een keer moet ontbijten, naar de keuken trek om me er op voor te bereiden, werp ik in ’t voorbijgaan een blik op ’t balkon hiernaast, 1-hoog. De buurman staat net op ’t punt de stoeltjes naar binnen te brengen. Buurvrouw is al verdwenen.

Zon verdwenen, openluchtvoorstelling voorbij in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *