beeld

Ik lees in een boek over iemand die door ‘t park naar huis gaat, z’n fiets aan de hand. In ‘t park komt hij een meisje tegen. Onbereikbaar ver weg lijkt ze, in zijn beleving.
Ik zie ‘t voor me, zoals ik wel vaker beelden levendig voor me zie. Ik krijg echter ‘t beeld niet meer uit m’n hoofd. Alsof er een melodietje zich in m’n hoofd heeft genesteld, dat er niet meer uit wil. Dat eeuwige melodietje is nu een beeld, dat zich steeds maar weer herhaalt. Omdat ‘t herhaling nodig heeft.

In een vochtig Vondelpark liep er een meisje naderbij. Ze bleef me aankijken. Dat vind ik prettig, vrouwen die me aan blijven kijken. Zolang ik m’n gulp niet open heb staan, of zolang ik niet plots er achter kom dat ik al de hele dag naakt over straat ga. Dan hoeven vrouwen mij niet te zien.
‘Waar ken ik jou nou van?’ vroeg ze.
‘Dat vroeg ik me nou ook al af,’ xcuseerde ik m’n blik terug. Ik herkende haar natuurlijk ook wel ergens van, maar ik voelde me schuldig. Ik zat haar nl vooral aan te kijken omdat ik haar mooi vond. & Mensen die je mooi vindt, denk je altijd te herkennen. Er zit in je hersens ergens een schema die ervoor zorgt dat je knappe mensen onmiddellijk herkent. Puur instinktief, eigenlijk. Heeft ook iets te maken met de drift van ‘t wezen zichzelf te willen voortplanten. & Dat allemaal op een druilerige dag in ‘t Vondelpark, niet echt weer om met voortplanting bezig te zijn. Ik was per ongeluk onbewust bezig met ‘t voortbestaan van ‘t menselijk ras, op die druilerige Vondelpark-dag.

‘Heb je communicatie-wetenschap gedaan?’ vroeg ze verder.
‘Nee, skandinavistiek. Zweeds. Maar misschien heb jij een vak bij film & tv-wetenschap gedaan? Daar ben ik op overgestapt na 2 jaar zweeds.’
‘t Leek me echter sterk. Ik moest haar van voor die tijd kennen. Alle vrouwen die ik bij film & tv was tegengekomen, kende ik in een bepaalde kontext. Bepaalde kontexten komen vanzelf tevoorschijn als je een bijbehorend gezicht tegenkomt. Zij kwam uit een andere kontext. Ja, oa uit de kontext van mooie vrouwen, maar daar moest ik toch ff vanaf. Dat zou betekenen dat ik hele tijdschriften vol kende.

‘Ik ken je ergens anders van. Ben je misschien mijn mentor geweest?’
Kijk, zo oud ben ik al, dacht ik. Dat mensen meteen zien dat ik inderdaad ouder ben dan hun. Normaliter kon ik daar niet mee zitten. Op dat moment zou ‘t echter toch wat leuker zijn geweest als ze in mij niet een mentor-persoon zag. Als je 1maal een opvoedkundige, lesgevende, leidinggevende in iemand hebt gezien, krijg je dat er niet zomaar uitgeramd. Dan blijft die funktie bestaan in de beeldvorming, in de behoefte van die persoon. Ik was blijkbaar zo iemand in haar herinnering. Ik ben niet in de wieg gelegd om zo’n funktie uit te oefenen tov mooie vrouwen die zich aan mij willen binden. Mocht deze vrouw zich aan mij willen binden. In dit druilerige Vondelpark. Waar ik sta met m’n fiets aan de hand.

‘Mentor? Ik heb geen communicatie gedaan.’
‘Nee, dat weet ik nu. Maar heb jij misschien medeleerlingen begeleid ergens?’
‘Oja, ik ben begeleider tijdens de Intree-week geweest. Ik had de leiding over groep 114.’
Ik ging haar herkennen. Was zij niet dat verlegen meisje dat niet zo goed in Amsterdam durfde te gaan wonen? Ze had nog jeugdpuistjes vrij rond wandelen op haar voorhoofd toendertijd.
‘Ja, zie je: jij was m’n begeleider. Da’s nu alweer 7 jaar geleden.’

Ja, & kleine meisjes worden groot. Zij durfde toendertijd niets. Met moeite kon ze overtuigd worden mee te gaan naar de Mazzo op de 1e avond van de Intree-week. Waar ze, net als de andere meisjes in de groep, slechts cola dronk. Ton haalde rondjes. 2 Bier, 1tje voor de enige jongen die mee was gekomen, de rest wilde bij ‘t korps, & 4 cola voor de meisjes. Oja, & 3 keer niks, voor degenen die ‘t met een 10tje de rest van de week moesten doen. Ik was blij als deze verplichte gebeurtenissen voorbij waren & ik me in ‘t ware feestgedruis kon begeven. Wat de Intree-week toch zou moeten zijn. Aaneengesloten feestgedruis. Meestal wisten slechts de organisatie & enkele begeleiders dat.

Nu was ‘t een druilerige middag in ‘t Vondelpark. Beginnende studente was verworden tot afgestudeerde mooie vrouw. Begeleider was naar z’n eigen bescheiden mening nog onweerstaanbaarder geworden dan toendertijd. Maar wist voor de rest niets te zeggen.
‘Leuk je nog ‘ns te zien.’
‘Ja, leuk. Wat was je naam eigenlijk ook alweer?’
‘Marion.’
‘& Ik ben Ton.’
‘Tot ziens, hè.’
‘Ja, tot kijk.’

‘t Vondelpark is op druilerige middagen ‘t meest afschuwelijke park om jonge meisjes van vroeger, of mooie vrouwen van nu tegen te komen. Met je fiets in de hand. Wat deed die fiets daar eigenlijk? Wat deed die Marion daar? Of anders ik? Ze had eigenlijk best wel dat soort onderwerpen kunnen aansnijden. Dan had ik verteld over schema’s in je hoofd & hoe je daar onderuit kunt komen. Hoe je je leven kunt veranderen. Ik had vast ook ‘t onderwerp aangesneden dat leidinggevende personen in hun eigenlijke leven best wel behoorlijk geen behoefte kunnen hebben aan die rol. & Hoe je je leven lang bepaalde plekken blijft herinneren, alsof ze altijd ‘tzelfde zijn, ook al ben je daar vaker onder andere omstandigheden geweest. Maar dat ze toch ‘tzelfde blijven, die herinneringen, vooral op druilerige middagen.

Dat beeld speelt nog steeds in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *