Er zijn vele, vele insekten. In allerlei soorten & maten. De 1 heeft vleugels, de ander ook, maar daar zie je ze vanwege snel niet bij bewegen, de 3e valt me niet lastig in huis. Ik zou graag willen dat ik al hun namen wist.
De fruitvlieg kan ik herkennen. Dat zou je beroepsmatig kunnen verklaren. De fruitvlieg is klein, beweegt veel als-ie zich vliegend voortbeweegt, & houdt van de restanten van bier. Misschien heb je wel variaties in de verschijningsvorm, ondersoorten zogenaamd, maar ik herken er met m’n blote oog slechts 1. Verschijnt er dus een fruitvlieg voor me, dan noem ik ‘t een fruitvlieg. De benaming Drosophila melanogaster schiet mij op zo’n moment niet te binnen.
M’n wereld is eenvoudig. Ik moet wel; ik wil ‘t overzicht behouden. De vlieg met vleugels die dikker zijn dan die van andere insekten noem ik al snel mot. Zeker als ‘t een zeer onregelmatig vlieggedrag vertoond.
Rechtlijnige, soms stil in de lucht hangende, slanke zwart-geel gestreepten, krijgen bij mij de benaming wesp. Hoewel ik de laatste tijd neig naar de benaming ‘sluipwesp’ bij de vertegenwoordiger die de laatste tijd m’n woonkamer bezoekt, maar da’s vooral omdat ik de stille sluiper niet hoor aankomen. Hij is er plotseling. Ik zie z’n vleugels ook niet bewegen. Ook al knipper ik niet met m’n oogleden, ik kan de snelle vleugels niet waarnemen. Als ik deze sluipwesp zie, wapper ik ‘m weg met m’n hand. Sluipwesp weg. Blijkbaar bang voor m’n hand.
Zo eenvoudig is m’n wereld. Ik zou wel willen dat ‘t anders was. Dat ik alle beestjes & plantjes namen kon geven. Een soortemet late plaatsvervanger van Adam. Uiteindelijk ligt ‘t aan Adam dat niet iedereen de juiste namen van de juiste dieren weet. Hij was degene die als 1e mens namen voor de dingen mocht verzinnen (ja, de dingen waren toen nog letterlijk dingen), maar vergat daarin enig systeem aan te brengen. Tenslotte heeft Linnaeus dat probleem opgelost, maar zijn benamingen weten slechts klassiek-geschoolden & biologen te onthouden.
Nee, dan m’n vader. Ik vroeg m’n vader wat iets was, bijv een ding wat toevallig passeerde, ‘t had vleugels & ‘t deed ‘bzzz’, & m’n vader had een antwoord. Ik kon ‘t in die tijd zo gek niet bedenken of m’n vader wist er een antwoord op te geven. In die tijd had alles een naam. Daar kon Adam een puntje aan zuigen. Jammer dat ik zo vergeetachtig was.
Goed: de fruitvlieg, de mot & de sluipwesp waren vanavond in m’n woonkamer. Terwijl ik een film zat te kijken. Af & toe wapperde ik met m’n hand (sluipwesp), klapte ik m’n handen op elkaar (fruitvlieg), of werd slechts afgeleid door de slordige manier van vliegen (die ander). Last had ik niet. Van hun dan.
Er zijn ook vliegen, of insekten, of kleine teringbeestjes, die je niet kan zien. Die gaan in sokken zitten die je per ongeluk een maand niet hebt aangehad, die je al die tijd op een donkere plaats in een houten kast hebt laten liggen, & die groen zijn. Of voorgaande aspekten er allemaal iets mee te maken hebben, weet ik niet. Ik kan beter niets uitsluiten.
Ik had ze in ieder geval niet gezien. Achteraf ook niet. Zelfs de bultjes niet die ze veroorzaakt hadden. Maar dat laatste kan ook gelegen hebben aan ‘t feit dat m’n sokken de bultjes bedekten.
Plots was er jeuk. Plots waren m’n voeten rood. Plots zag ik bultjes. Plots kwam ik tot de conclusie dat hier insekten in ‘t spel waren. Ik wou dat ik ze verrot kon schelden. Maar God is vergeten ze via Adam een naam te geven.
& M’n vader was op dat moment niet in Zijperspace.