belletje

Ik bel meestal 1 maal per week. Vaak vanaf m’n werk. Tussen de bedrijven door. Als er niemand is.
‘Met Ton,’ zeg ik dan meestal, op een zangerige toon, van hoog naar laag.
Of, als ’t even duurt voor ik een stem hoor, begin ik over de knopjes.
‘Die nieuwe telefoon heb je nog steeds niet helemaal door, hè, Moe.’
Dan gaat zij als vanzelf in de verdedigingsmode. Vertelt ze over dat de telefoon al contact maakt zogauw ze ‘m oppakt. Dat ze dan nog een knopje in moet drukken om haarzelf verstaanbaar te maken. Maar zo snel zijn haar handen niet.
Iets dergelijks.
‘Nee,’ zeg ik dan, ‘ik bedoel alleen maar te zeggen dat de producenten van die apparaatjes geen rekening houden met mensen die niet zo snel aan de moderne technologie kunnen wennen.’
Waarom ik ’t dan evengoed op zo’n negatieve manier had moeten zeggen, vraag ik mezelf dan ook af. Misschien omdat we met elkaar vertrouwd zijn. Je weet dat je niet al te groot risico loopt als je dingen wat duidelijker zegt dan dat je bij anderen zou doen. M’n moeder blijft toch m’n moeder.

Ik bel Quint.
In gesprek.
Jan neemt niet op. Van Carel weet ik z’n mobiele nr niet. Ik weet niet waar Marc uithangt. Maar die heeft z’n mobiel waarschijnlijk toch niet bij zich.
Ik zou Theo nog kunnen proberen. Hoewel, die is toch aan ’t werk op dit moment. Niet gehoord dat hij Ma van ’t vliegtuig af zou halen.

Waarom ik dan toch elke keer van m’n werk bel. Niet rustig thuis.
Dat doe ik wel. Maar da’s altijd óf ’s avonds laat, met risico dat m’n moeder al richting bed is, óf ’s ochtends vroeg. Als ik ziek ben, pijn heb, m’n moeder als vraagbaak nodig heb.
‘Nee, hoor,’ zegt ze in zo’n laatste geval. ‘Ik was wakker. Heb net de krant gelezen.’
Of ze moest er toch ‘ns een keertje uit. Was al opgestaan, maar nog even in bed een boek gaan lezen & weggedut.
Vanaf m’n werk, omdat ik er de rest van de dag niet aan denk. Alleen als er iets urgents is dus. Ik verveel me, & dan pas denk ik aan m’n moeder.
Ik vergeet ook altijd dat ze afspraken heeft. Een dagje weg. Wat ze me toch écht duidelijk verteld heeft.
‘Ik had ’t vorige week nog verteld,’ is een vaak terugkerende uitspraak.
Die kan ik de laatste tijd ook wel ‘ns terugkaatsen.
‘Ach, ’t zal wel van de emoties van de laatste tijd zijn,’ zegt m’n moeder.
‘Ja, Moe,’ zeg ik dan vergoelijkend. ‘’t Is ook niet niks.’

Quint belt mij. Nog geen 2 minuten later.
Of ik wat korte omschrijvingen wil maken voor zijn bierkaart.
Wanneer?
Zo snel mogelijk.
‘Ik probeerde jou net op je mobiel te bereiken,’ zeg ik. ‘2 Minuten geleden.’
‘Oh? Nam ik niet op?’
‘Nee, je was in gesprek.’
Waarvoor ik belde.
Om te weten wie er een mobiel bij zich had, van degenen die Ma van ’t vliegveld op zouden halen.
‘Ach,’ reageert Quint, ‘die mensen weten niet hoe ze met een gsm moeten omgaan. & Carel heeft z’n mobiel niet aanstaan als-ie vrij is. “Ja,” zegt-ie dan, “als ik niet aan ’t werk ben, heb ik ‘m ook niet nodig.”’

‘Hoe gaat ‘t?’
Daar beginnen we altijd mee. Kijken wie er ‘t 1st met die zin komt. Die kan dan wachten tot de ander uitgesproken is. & Vertellen zogauw-ie weet wat-ie zelf te melden heeft.
’t Heeft meestal niet veel om ’t lijf.
Een enkele keer is er iemand dood. Of gaat ’t met iemand anders niet zo best. Eigenlijk gebeurt dat de laatste tijd steeds vaker.
‘Oh?’ reageer ik dan.
Ik hoor ’t mezelf zeggen. Licht geschokte toon. Ja, er zijn er nogal wat dood gegaan, de laatste tijd.
Ik heb alleen maar lichaamsklachten te melden. Soms hoe ’t met m’n vriendinnen gaat, wanneer ik op vakantie ga.
‘& Wanneer ben je nou ook alweer in Canada?’
‘Weet je dat nou nog steeds niet?’ zegt ze dan voor de zoveelste keer. ‘Ik heb ’t je allemaal vorige week nog verteld.’

Ik bel m’n moeders nr. Misschien is ze er al.
‘Met Marc,’ klinkt ‘t.
‘Ben jij er?’ zeg ik. ‘Is Ma er al?’
Nee, hij is er sinds een kwartiertje. Carel had gebeld. Ze zijn onderweg.
‘Alles goed gegaan?’
‘Ja, hoor. Ze zijn straks hier. Rond 1 uur.’
‘Oh, dan ben ik al naar m’n werk waarschijnlijk.’
’t Loopt toch altijd uit, denk ik, met zo’n vliegtuig & een autorit.
‘Dan bel je toch,’ stelt Marc voor.
‘Nee, want dan ben ik aan ’t werk.’
‘Ok. Dan zal ik wel zeggen dat je gebeld hebt.’
‘Ja, doe dat.’

Toch maar een interlokaaltje aan besteden vanuit Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *