Boekenman & Westmalle

Alleen om de titel te schrijven kost me al moeite. Typen doe ik wel, maar de waarheid vertellen moet ik terug zien te winnen. Een mens deelt zijn leven tenslotte & waar een schijn van waarheid is, daar schuilt die.

Boekenman woont tegenwoordig bij mij in de straat. Voordat hij hier kwam zag ik ‘m ook in zekere zin regelmatig.
‘Hé, Boekenman!’ riep ik in ‘t voorbijgaan van ‘t metrostation.
Daar stond vroeger de methadonbus. Als ik vroeg op was. Dat was lang voordat hij daar om de hoek een huis kreeg.
‘Lang voordat’ is een mensenleven op junkie-schaal.

‘Nee, ik gebruik niet meer,’ heeft hij zich ooit moeten verontschuldigen.
Hij was een krattendief. Hij had ‘t in die tijd voor een kwartje gedaan. Evengoed was ‘t beneden z’n waardigheid om groot geld te jatten. Of gewoon niet snel genoeg.
Of te weinig vrienden. Als je die al zo mocht noemen.

Westmalle zei dat zo’n beetje iedereen dood was.
Ik had mezelf geïntroduceerd met: ‘Zo! Leef jij nog!’
In ‘t midden van nergens, waar hij voorover gebukt stond met een toestel die wij al meer dan 10 jaar niet meer gebruiken.
‘Wie ben jij dan?’
‘We noemden je altijd de Indiaan,’ reageerde ik.
Z’n favoriete biermerk verzwijgend.
Hij wist even later dat hij een keer voorbij gefietst was & dat ik door ‘t raam m’n hand opstak.
Ik zag een beeld uit een 50-er jaren film. Waarin ze dat nog deden.
Maar tegelijk reed hij voorbij op z’n fiets, waar hij daarvoor slechts lopend ging. M’n hand die groette. Van tijden voorbij. & Z’n blik die reflecteerde, maar toch herkende.
Een donkere schijn van voorbij willen gaan.

Ik riep eerder deze week weer, bij mij in de straat, zo vertrouwd: ‘Hé, Boekenman!’
Hij was kwieker, meer bij de tijd, dan ik gewend was.
‘Hé, kerel!’
Alsof hij m’n naam ooit onthouden had. Ik kon ‘t ‘m vertellen, maar hij wist ‘t slechts te onthouden tot vlak nadat hij ‘t bonnetje voor onze broodjes moest overhandigen.
Biertje uit koelkast & weg was de verplichting.
Een knikje in geval van een lange rij, maar ik twijfelde of z’n geheugen zo’n lange tocht kon maken.
Ik was verrast over de snelheid van ‘Hé, kerel!’
Ondanks ‘t loslaten van een blijk van werkelijke herkenning die als vermoeden bij mij op de loer lag.

Met Westmalle gaat ‘t goed. Hij fotografeert mooie natuur met z’n toestel van 10 jaar geleden.
‘Nee joh!’ klonk ‘t als uit een ver maar bekend verleden, ‘Ik ga die smartphones toch nooit meer begrijpen. Ik heb al te veel kapot gemaakt in m’n hoofd.’
& Ik: ‘Haha,’; van: ‘Zoveel is er toch niet veranderd’ om 15 jaar te verdonkeremanen.
‘Joh,’ ging ‘t door, m’n gedachten veronachtzamend, ‘ik leef nog. De rest is er immers al niet meer.’

Boekenman was als de dood van hem. Hij had ‘m mensen zien snijden voor de Appie.
Maar hij moest sterk zijn, had Westmalle me ooit verteld.
‘Kijk, je bent in je 1tje. Niemand die je in deze wereld komt helpen. Dan kan je beter helemaal alleen zijn. & Niet doen alsof.’
& Juist de eenzamen die ervoor kozen eenzaam te zijn. Niet door hun vrouw gestoken, kanker overleden, hartstilstand, cel bezweken, anoniem & onbekend gegaan.
Zelfs hun familieleden.

Verhalen die niet bestaan in Zijperspace naast korte, spaarzame vlagen mist.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *