Boom valt om. Wordt omgeduwd door wind. Blijft hangen tegen boom 2 huizen verder. Schuine hoek van ong 60°. Boom moet dood. Weggezaagd.
Maar wel zo goedkoop mogelijk. Derhalve de woningbouwvereniging gebeld. De boom stond er immers al voordat ik hier kwam wonen. ‘t Mocht mij geen geld gaan kosten.
Er werd mij verteld dat er iemand ingeschakeld zou worden.
Ik droom dat ik de stam van de boom bestijg. Schuin loop ik omhoog. In m’n hand de zaag, motorzaag, klein handzaagje, kniptang; ik draag ‘t allemaal omstebeurt. Ik pas m’n droom aan, naarmate ik ‘t gevoel krijg dat ‘t materiaal te eng kan reageren. Ik wil wel prettig dromen, tenslotte.
Ik klim vooral. Zonder te klimmen. Ik loop eigenlijk over de bast van de boom omhoog. ‘t Vergt geen moeite.
Er ligt een briefje in m’n brievenbus. Van de heer Vos. Hij was langs, ivm melding van omgevallen boom. Trof niemand aan. Of ik binnen nu & 10 dagen wilde reageren. Via onderstaand nr.
Ik ben een held. Niemand kan bomen klimmen zoals ik. Zo zonder ondersteuning, zo gevaarlijk balancerend, zo rustig onder ‘t gewicht van de motorzaag, die toch allerlei verwondingen zou kunnen veroorzaken.
Dus word ik wakker. Ik mag niet aan de dreiging van de dood denken. Ik mag niet aan een bloederig eindresultaat denken bij ‘t zoeken naar een oplossing voor ‘t probleem. De takken moeten er af, niet de ledematen van de uitvoerende, ook al slaapt-ie.
De heer Vos heeft een vrije dag. Vertellen ze me na een dag bellen, na een dag berichtjes doorgeven aan de heer. Berichtjes met m’n mobiel nr. Met m’n werktijden. Met de tijden dat ik vrij thuis zit. ‘t Rooster van m’n huisarts. Info over m’n buren. De mooiste aanbiedingen bij de supermarkt. De werkschema’s van vuilnisophaaldiensten.
Dhr Vos kan tevreden zijn over zoveel ijver. Vooral vanwege ‘t feit dat deze info reeds om 8 uur ‘s ochtends voor hem gereed staat.
Helaas is de heer Vos er op dat moment niet. De rest van de dag niet, zoals blijkt. Later.
Ik heb geen liefde voor bomen, droom ik verder. Ik ben een bomenbeul. Ook al laat ik anderen ‘t karwei opknappen.
Voor de bank van de jury probeer ik mezelf vrij te pleiten.
‘Hij hield al vroeg in de lente veel van de warmte, de heerlijke vroege voorjaars-zonnewarmte tegen. Hij ontnam me van grote delen levensvreugd als ik zag dat de buren reeds op 17 februari in de zon konden zitten & ik moest wachten tot de 16e mei. Vanaf 12 uur ‘s middags. Niet eerder.
& Dan noemt u mij een bomenbeul? De boom maakte mij de martelaar van mijn eigen verlangen naar levensvreugd.’
Eindelijk komt de heer Vos. Met achter ‘m aan gehobbeld….. Luistert u zelf maar.
‘Hai, ik ben Karin Wielaerts, van de bewonersvereniging ‘t Oosten. Ik loop vandaag mee…’
‘Ik loop snel naar achteren,’ onderbreek ik haar. ‘Ik moet zo naar m’n werk.’
‘Die boom moet dood,’ weerklinkt m’n droom in m’n dagelijks leven. Uit de mond van de heer Vos. ‘Dat wordt niks meer,’ leg ik ‘m in de mond, ‘hoewel-ie ‘t grootste gedeelte van de val al heeft gehad (hij zal nog maar weinig schade aan kunnen richten). Maar hij heeft bijna geen wortels die ‘m vasthouden. Hij mist ‘t vermogen nog iets van z’n leven te maken.’
Hij moet dood, probeer ik te zeggen. Hij hoort hier niet.
Mevr Wielaerts kakelt verder.
In m’n droom ben ik hoofd van de vreemde-bomenpolitie. Arresteer de meeste bomen, vanwege ongepermiteerd hier wortel te hebben geschoten. Ik ben streng, maar snel tot hakken bereid.
Niemand mag er last van hebben in Zijperspace.