padvinderij

De hopman was mank, had een ijzeren poot; de 1e vaandrig was verlegen & stotterde dat ‘t een lieve lust was; een hulpje van de hopman was ietwat ruw, bleef niet al te lang; weer een andere, een vaandrig in wording, was veel te streng, kon z’n handen niet thuis houden & is daardoor ook niet al te lang blijven hangen; & dan had je Herman.

Herman heb ik nooit begrepen. Herman was gewoon een sympathieke jongen. Een lange slungel van in de 20 (zo leek ‘t in ieder geval) temidden van allemaal mislukkelingen op middelbare leeftijd.
Je was voor iedereen bang, behalve voor Herman. Ook al kreeg je straf. Zelfs straf was leuk bij hem. Moest er een balk doormidden gehakt worden. Was je wel een uur mee bezig, je had na afloop blaren aan je hand, maar ‘t was tenminste een straf van Herman.

Nou ja, eigenlijk was ik ook wel voor Herman bang. Hij had vreselijk grote handen, die je plots vast konden grijpen. Dan kon je niet meer weg. Dan kon je een draai om je oren krijgen. Of stevig vastgehouden woden, zodat ‘t de rest van de dag van je armen was af te lezen. Of hij stopte me in een jutezak & sleepte me overal mee naartoe. Zonder dat ik iets kon zien. Ik was zo bang voor Herman dat ‘t elke keer een uitdaging was hem kwaad te krijgen. Zogenaamd.

Herman was groot & sterk. Hij snapte wat de jonge padvinders later ook wilden worden. Maar ik snapte niet wat hij bij de padvinderij deed.

Hij reed bijv motor. Dat deden padvinders over ‘t algemeen niet. Zeker niet in die tijd. De hopman & de vaandrig reden altijd in tuffende automobieltjes, deden er uren over om op de plek van bestemming te komen, terwijl Herman er in een poep & een zucht arriveerde.

Hij vond ‘t uniform niet leuk. Alleen bij officiële gelegenheden droeg-ie ‘t zoals de hopman ‘t graag wilde. Maar de hopman had niet zoveel invloed meer op Herman.

& Hij vond treintjes leuk. Op zijn zolder had-ie een volledige baan gebouwd, zo groot had ik ‘t nog nooit gezien, waar wel enkele treinen tegelijk konden rijden. Märklin-treinen. Over heuvels, rangeerterreinen, door steden, & over overgangen waar de slagbomen automatisch naar beneden gingen. De wissels waren vanaf 1 punt te bedienen, vlak naast de verschillende trafo’s voor de locomotieven.
Dat had niks met padvinderij te maken.
Maar was wel veel leuker.

Herman ging echter varen. Waarom, vraagt een klein kind zich dan af. & Wat heeft ‘t voor zin om nog bij de padvinderij te blijven? De landverkennerij zou toch nooit meer zo leuk worden als ten tijde van Herman.
M’n ouders wisten daar wel een antwoord op. Een antwoord van wel 3 jaar lang. Een antwoord van elke zaterdagmiddag ergens anders onderdak hebben, m’n ouders een rustig huis voor zichzelf.

Volgens mij kon Herman geen vrouw krijgen. Hij had littekens van puisten op z’n gezicht, maar daar viel dankzij z’n lach nog wel mee te leven, had ik ‘t idee.
‘t Was meer dat er geen vrouw te vinden was die met een man wilde leven die bij de padvinderij zat & met treintjes speelde. Daarom is-ie maar gaan varen. & Heeft-ie ons verlaten.
Ik wist wel hoe ‘t zat.

Zijperspace bestond nog 3 jaar uit saaie zaterdagmiddagen.

Dit ihkv geleverde suggesties nav ‘t stukje wachten, waar overigens nog altijd meer aan toegevoegd mag worden. Dit schrijven is tot stand gekomen dankzij de suggestie van Marc. Wordt vervolgd zolang de voorraad strekt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *