Goed. Men heeft mij ontdekt. Men is te weten gekomen hoe ’t in elkaar steekt. Waar ik m’n geld mee verdien. Hoe ik m’n klanten behandel. Dan kan ik net zo goed open boek geven.
M’n 1e klant is de Surinamer. Hij komt bij me aan de toonbank terwijl ik aan de telefoon hang met Bierenco voor ’t verlaat doorgeven van de bestelling. Bij wijze van uitzondering, vertellen ze me, zullen ze ’t dinsdagmiddag komen leveren. Da’s morgen. Tijdens ’t telefoongesprek dat ik met Dave van Bierenco voer, scan ik ’t flesje van de Surinamer, neem ’t geld in ontvangst, geef wisselgeld retour & vraag ik me af waarom hij zo lang moet blijven staan. Ik vraag Dave of-ie aan de lijn wil blijven hangen & bekijk ’t goedje dat de Surinamer aan ’t uitpakken was.
‘Wil je dat onmiddellijk opbergen,’ zeg ik hem dwingend, ‘dat wil ik hier nooit zien. & Meteen m’n winkel uit.’
‘Ja, je hebt gelijk,’ zegt-ie, terwijl-ie z’n pillen weer inpakt, die hij achter een grote fles bier verstopt had proberen te houden. Waarop-ie z’n fles meeneemt naar buiten.
Hij heeft een opgezwollen kop, een gladde waas over z’n ogen, z’n tong wil de hele tijd z’n mond uit als-ie iets zegt. Z’n schouders bewegen bij elke stap die hij zet mee met z’n lichaam.
‘Je hebt gelijk, dat had ik niet moeten doen.’
10 Minuten later glipt hij opnieuw achter een klant langs naar binnen. Gaat achter ‘m staan om door mij geholpen te worden. Hij haalt alvast een biljet van 20 tevoorschijn.
Niet weer, denk ik, hij heeft net al een groot gedeelte van m’n wisselgeld meegekregen.
‘Als je daarmee wilt betalen, dan lukt ’t niet,’ zeg ik ‘m.
‘Ah nee,’ reageert-ie.
‘Nee, ik heb je daarnet ook al 2 munten van 2 gegeven. Betaal daar maar mee.’
‘Nee, dat meen je niet,’ zegt-ie, ‘als een blanke man voor je staat, heb je altijd wisselgeld. Waarom doe je nou zo tegen me? Je bent een rascist.’
‘Sinds wanneer ben ik een rascist? Ik heb gewoon wisselgeld tekort & jij haalt m’n kassa leeg voor die handel in pillen van je. Dan ben ik nog geen rascist.’
‘Jij behandelt me nooit goed. Altijd heb je wat. Ik kom elke dag. Ik ben een vaste klant. Je verdient aan me.’ Hij praat ondertussen met stemverheffing tegen me.
‘Zeg, je kan ook wat zachter praten, ik heb meer klanten dan jij. Als je niet normaal met me er over kan praten, kan je meteen vertrekken.’
‘Je bent niet de enige in deze buurt die bier verkoopt, hoor.’
‘Nee, gelukkig niet.’
‘& Als je me ’t niet wilt verkopen, dan blijf ik wel buiten op je staan wachten.’
‘Weet je wat. Zal ik gewoon de politie bellen, om te vragen wat zij van jouw oplossing vinden?’
‘Ja, doe dat maar,’ zegt-ie, maar hij liep al naar de uitgang.
‘& Vergeet niet dat je hier niet meer welkom bent,’ zeg ik ‘m achterna.
Ik herken Luna al in de deuropening, haar gezelschap niet. Dat zou haar partner kunnen zijn, denk ik, & reik m’n hand uit om me voor te stellen.
‘Ik weet wel wie je bent,’ zegt VJ, waarop z’n identiteit me plotsklaps te binnen schiet.
‘Ik mis de zonnebril van je nieuwe logo,’ probeer ik me er uit te redden.
’t Voelt een beetje onwerkelijk aan, zo plots overvallen te worden door 2 medewebloggers. Als een verrassing, een kadootje, maar ik weet mezelf nog geen houding aan te meten om ’t kadootje netjes uit te pakken.
Gelukkig staan er 100-en soorten bier die Luna & VJ kunnen bewonderen & heb ik zo af & toe een vaste klant die z’n dagelijkse spoelmiddel in komt slaan.
‘Mag ik je wat vragen?’ zegt Speedy, hortend & stotend, z’n lichaam net zo erg als z’n stem.
‘Tuurlijk mag je wat vragen.’
‘Ik moet ff m’n pillen goed wegstoppen. Mag ik dat ff snel hier doen? Dan doe ik ’t zo dat niemand buiten ’t ziet.’
De 2e keer dat ik de pillen, waar ’t allemaal om draait in deze buurt, vandaag zie. Want Speedy heeft ze al tevoorschijn gehaald voordat ik er toestemming voor kan geven. Weliswaar onopvallend, met de rug gedraaid naar de straat, maar toch.
‘Eigenlijk wil ik daarvan niks in m’n winkel zien,’ zeg ik ‘m.
‘Dat weet ik, daarom doe ik ’t ook op deze manier.’
Hij is er al mee klaar. De pillen zitten keurig op een stapeltje in z’n andere broekzak.
Met z’n stoterige lichaamsbewegingen loopt-ie weer naar buiten. Ik vervolg m’n gesprek met de webloggers.
Enkele minuten later zien we ‘m alweer terug. Voor ’t statiegeld op z’n lege fles.
Dat kan ik snel afhandelen, denk ik. Maar Speedy ziet grote flessen staan. Daar wil hij meer over weten.
‘Dat wil ik je allemaal wel uitleggen,’ zeg ik ‘m, ‘maar ik heb nu een belangrijk gesprek. Dat doe ik de volgende keer wel.’
‘Ok, is goed.’ & Hij schuift de winkel weer uit.
& Midden in dat wereldje van junks & alcoholisten, die zich laten afwisselen door toeristen die zich van niks geen kwaad bewust zijn, praat ik met Luna & VJ over dat kleine landje waar wij deel van uitmaken. Als we niet met beide benen op de grond staan.
Hoewel ze al op ’t punt staan om te vertrekken, in de veronderstelling dat ze me in m’n werk storen, weet ik ze nog wat langer binnen te houden.
‘Ik vond ’t net zo leuk dat jullie er waren,’ doet ze nog wat langer blijven.
Ze zijn nog maar net een paar minuten vertrokken, na een verblijf van ong een ½ uur, of er komt een vieze zwerver langs. In een walm van weed. Met een sinaasappelnetje over z’n haar. Met een doffe blik, waar geen logische gedachte meer achter kan steken.
Hij zegt dat-ie een hele tijd in Joegoslavië heeft gezeten, dat-ie daarom niet wist dat ’t oude 10-tje er uit was, waar-ie mee wilde betalen.
Waar moet je ’t relaas van zo’n dag mee afsluiten? Als ’t zich door alle gebeurtenissen niet al laat aanvoelen. Alle conclusies zijn overbodig, ik hoef geen overweging meer mee te geven.
Zijperspace heeft z’n plekje in Weblogland, & men is blij met z’n buren.