datdatdatdatdatdatdatdatdat

Dat ik in m’n neus snij. Een klein stukje bloed. Een streepje.
Ik ga verdomme dat mes kapot slaan op de wasbak.
Maar hou me in. Veeg met m’n duim. Straks nog een keer & niks te zien.

Dat die klant weer begon.
‘Kom ik hier op een dinsdag,’ zegt-ie tegen een andere klant in de rij, ‘zitten ze hier uitgebreid aan de bar te zuipen.’
(Terwijl ik Fret kwam ophalen, Fret vroeger klaar was, Fret een biertje dronk in afwachting van mij, dat we voor vertrek nog even aan ’t praten waren)
‘& Ik gooi € 5,- in de parkeerautomaat. Laten ze me niet eens binnen!’
Toen begon ik.
Dat hè! Dat hè!
Dus ik: ‘We zijn al jaren op maandag & dinsdag gesloten. & Jij bent al jaren vaste klant. & Je moet nou ‘ns ophouden met steeds ‘tzelfde verhaal te vertellen. Als ik dat verhaal nog een keer hoor, dan ga je maar ergens anders verhalen vertellen. Dan ga je ook maar ergens anders bier drinken. Ook op donderdag.’
Want ’t was donderdag.

Dat Jeroen wil spoelen. Als ‘t druk is.
‘Nee, dat doen we zelf, ook al is ‘t druk.’
‘Ach, ik bied ’t alleen maar aan. Ik heb ’t wel eerder gedaan.’
Dat Roen ’t aanbiedt, een ½ uur later, nog steeds druk, hoewel hij niet meer bij ons werkt. Ik ‘m eigenlijk wel dankbaar ben.
& Jeroen die zegt: ‘Ik had ’t ook al aangeboden.’
‘Maar we willen alleen maar personeel achter de bar. & Roen is oud-personeel.’
‘Ik heb ’t voor andere barmensen ook al eerder gedaan.’
& Dat ik die hele spoelbak over z’n smoel wil smijten. Dat ’t verandert in een smoelbak.
Toch tap ik biertjes. Veel biertjes. Glazen vol. Ik ontvang geld & zeg dankjewel.
‘Hier, Roen. Neem een biertje van ons.’

Dat ze altijd dezelfde grappen maken.
‘Mag ik alsjeblieft de lege glazen?’ vraag ik.
Ook míjn eeuwigdurende vraag. Er komt geen eind aan.
Dat er dan iemand grappig is: ‘& Nog 1tje & dan is ’t een kwartet.’
‘Leuk grapje,’ zeg ik dan. ‘& Ook precies ‘tzelfde grapje als 5 minuten geleden, van een andere meneer, hier 5 meter verderop.’
Waarop de lach smoort. Dat ik ‘m ook nog wel even naar binnen wil duwen ook. Ook. Ook. Dat die vastgepoeierd zit in dat armzalig grappig bekkie van d’r.

Dat ik vraag of ze ergens anders willen gaan zitten. Niet aan de achterkant van ’t gebouw.
‘Als je ons bier wilt drinken: we hebben een groot terras, met allemaal stoelen. Je mag ook voor ’t gebouw staan, of daar aan de waterkant. Maar niet hier.’
Verontwaardigd gezicht.
‘Dat kan ook wel wat vriendelijker.’
Hé, ík ben van dat. Dat.
‘Dat was niet de bedoeling,’ zeg ik, & laat in ’t midden wat, ‘maar ’t was in ieder geval duidelijk.’
Ik hou van duidelijk.
Dat zeg ik dan ook maar: ‘Ik hou van duidelijk.’
‘Dat merk ik.’
Hé, ik heb ’t laatste woord. Dus zeg ik ‘t nog maar een keer.
‘Ik hou van duidelijk.’
& Stop z’n kop tussen m’n knieën, mangel ‘m, draai z’n beide oren om, in elkaars tegengestelde richting, wrijf met m’n knokkels op z’n kruin. & Tik nog 1 maal hard, alsof om te vragen of ik binnen komen mag.
Dat zal.

Dat. Dat. Dat.
Dat er een mevrouw voor me gaat staan. Denkt dat ze dan meteen geholpen gaat worden.
‘Mevrouw, als je in de rij gaat staan, word je sneller geholpen.’
‘Oh, is er een rij dan?’
‘Ja, dat is dat groepje mensen, dat zich omgevormd heeft tot een lijn van ongeveer 7 meter achter elkaar, waar je net aan voorbij gelopen bent.’
‘Maar dan kijk ik toch wanneer ik aan de beurt ben?’
‘Nou, mevrouw, als je daar blijft staan, dan helpen we je gewoon niet.’
Dat. Dat. Dat!
& Dat ze uiteindelijk, na die lange rij staan, na die lange rij denken over wát, dat ze dan toch nog durft te vragen: ‘Ik wil graag 2 bier.’
‘Wat voor bier, mevrouw? We hebben 7 soorten bier. Wat voor bier, mevrouw. We hebben 7 soorten bier. Wat voor bier, mevrouw. We hebben 7 soorten bier, mevrouw.’
& Dat. Dat bleef ik zeggen. Dat bleef ik zeggen. Dat ik bleef zeggen dat.

Weet waar u zich aan waagt in dat Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *