de broer van mik

Mik is een doodgewone man, behalve dat-ie niet in pak gekleed is, als-ie met z’n vrienden langs komt. Z’n vrienden vaak wel. Hij zit daar dan aan ‘tzelfde tafeltje enthousiast te zijn, schuift met z’n wijsvinger z’n bril in de juiste stand, wrijft over z’n kale hoofd & lacht. Z’n bovenlip tuit dan iets naar voren. Daar heeft-ie ook last van als-ie praat. Tong net zo. Een lichte slis. Verder is-ie heel gewoon.
Behalve dan dat z’n broer dood is.

Mik is enthousiast. & Denkt dat anderen net zo enthousiast zijn. Dat maakt ‘m sympathiek. Tegelijkertijd ga je je ietwat bezwaard voelen. Alsof hij je overal mee naar toe zal sleuren.
Dat kan niet. Want ik ben de barman. Ik heb er even geen tijd voor. Volgende klant staat al achter je rug te wachten, Mik.
’t Is onbeholpenheid. Maar niemand die dat merkt. Ze willen allemaal bier. & Allemaal is bijna elke dag langs met een heleboel.
Mik snapt dat wel. Hij gaat weer aan ’t tafeltje zitten. Bij z’n vrienden in pak. ’t Tafeltje vloekt een beetje. Maar Mik schuift z’n overgebleven haartjes weer ‘ns naar achteren & ’t past weer. Ze lachen om de volgende anekdote.

Ik wil ook wel eens enthousiast zijn. Dan maak ik grapjes. Dat hoort er bij. Ze hebben mij als barman, dan verwachten ze wel iets meer van me dan alleen maar bier.
Mik maakt grapjes, z’n vrienden maken grapjes, de tafel schuddebuikt & ik kom glazen halen.
Soms weet je ’t niet. Dan kan je niet zien hoever de grap gevorderd is. Ze buigen een beetje voorover om ’t geroezemoes van de rest van allemaal te kunnen overstemmen. Dat vergt concentratie. Over de tafel heen, langs de glazen, rechtstreeks in ’t oor van degene tegenover je. & Tussendoor kom ik om de lege glazen op te halen. Daar ga je vanzelf wel wat serieuzer van kijken.
Zo ben ik er achter gekomen dat de broer van Mik dood is.

‘Hé,’ zei Mik, een uur nadat ik m’n grap had mogen doen; anderen vertellen & ik dóe grappen, bij gebrek aan tijd, bij gebrek aan aandacht misschien ook wel, want m’n ogen & oren raken wel eens verloren in de overweldigende hoeveelheid van informatie om me heen, want hier zijn ze allemaal, & allemaal is er vaak met een heleboel.
‘Hé,’ zei Mik nog een keer.
Ik had die 1e ook wel gehoord, maar je weet hoe dat gaat met al die klanten die de hele dag tegen je aan zitten hé-en. Ze moeten 1st bewijzen dat ’t een echte ‘hé’ was. Een echte, geïntendeerde ‘hé’.
Bij de 2e ‘hé’ keerde ik dus maar m’n hoofd om. M’n hoofd ingepakt door stapels glazen, allemaal leeg, gereed om richting bar te gaan & gespoeld te worden. Ik was klaar voor m’n volgende grap.
‘Ja, je moet wel hard ‘hé’ roepen,’ zei ik, ‘want er zit een glas in m’n oor.’
Dat is grappig. Want ’t glas zit niet in m’n oor. Hij staat ernaast. Maar de mensen weten precies wat je bedoelt. Ze worden als vanzelf weer vrolijk.

Mik niet. Z’n broer was dood. Dat zou ik even later te weten komen.
& Terwijl hij dat vertelde, ik had er veel waardering voor, & ik had dat grapje beter niet kunnen plaatsen, juist op ’t moment dat Mik z’n vrienden in pak aan ’t vertellen was over de dood van z’n broer, ook over ’t leven van z’n broer, terwijl hij mij aan ’t uiteenzetten was over wat er vlak daarvoor allemaal gaande was, zo rond ’t tijdstip dat ik m’n taak van grappig zijn op me had genomen, had ik ’t gevoel dat hij, ondanks dat-ie niet grappig wilde zijn, evenmin enthousiast, dat hij me mee aan ’t sleuren was.
Dat mag. Of: dat mocht. Ik was toch niet aan ’t tappen, & achter de rug van Mik stonden niet de volgende klanten te wachten.

Ik heb ‘m m’n verontschuldigingen aangeboden. Een klopje op z’n schouder.
’t Gaf niet. Vond Mik. Als ik maar wist dat ’t zo was. Z’n broer die ook altijd graag kwam.
& Ik gaf hem nog een klop. Want ik wist juist op dat moment dat iemand missen raar was.
Mijn vader was dood. Voor ‘t 1st sinds zijn overlijden was ik weer aan ’t werk. & Ik merkte dat ik in de tussentijd best wel goed in schouderkloppen was geworden.

Toen kwam Mik nog een keer op me af. ’t Was een paar maanden later.
Ik dacht niet zo vaak meer aan m’n vader, Mik helemaal niet. Ik dacht weliswaar niet zo vaak aan de broer van Mik als aan m’n vader, maar Mik waarschijnlijk wel.
Ik wist dus meteen waar Mik ’t over ging hebben.

‘Hé, Ton.’
Dat was een heel ander begin dan toentertijd. Ik luisterde evengoed onmiddellijk.
‘We hebben een boek gemaakt,’ ging Mik verder. ‘Een boek over m’n broer.’
Z’n vrienden zaten aan ’t tafeltje achter hem. Ze bogen voorover om met elkaar te praten.
‘Hij ging vaak naar Brazilië. Daar maakte hij reisverslagen van. Die hebben wij verzameld. Met een cd erbij. Z’n favoriete braziliaanse muziek. Zou jij dat willen hebben?’
Terwijl ik nog steeds niet wist wie z’n broer nou ook alweer was. Ja, de man die dood was, dat was zijn broer. Meer ook niet.
‘Mijn broer had smaak,’ zei Mik. ‘Dus ’t is best de moeite waard. Alleen als je er interesse in hebt, hoor.’

Ik heb een heleboel klanten. M’n collega’s ook. De klanten komen vaak met z’n allen. Dan zijn ze er tenminste tegelijkertijd met een heleboel. Ze buigen dan voorover & vertellen elkaar dingen. Grappen ook. Er wordt gelachen. Dan gaan ze achterover met hun lichaam. Dat hoef je niet in ’t oor van je vrienden te doen.

‘Hij kwam hier ook graag,’ zei Mik. ‘Hij had smaak.’
‘Ja, doe maar,’ zei ik.
Ik hou wel van goede muziek, dacht ik.
‘Dan neem ik ‘m voor je mee.’

Dan luisteren we straks naar goede muziek in Zijperspace, & lezen misschien over een goede braziliaanse grap.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *