de laatste keer

Dan zou ’t ommetje rond de Koogh de laatste keer kunnen zijn dat-ie buiten kwam. In de open lucht. Zonnetje op z’n hoofd.
’t Zou de laatste keer geweest kunnen zijn dat-ie naar de vogels luisterde. Of anders waren ’t de stemmen in z’n hoofd, de geluiden veroorzaakt door l-dopa, ’t moment dat-ie stil bleef staan, z’n vinger omhoog, of nee, hij hield al tijden z’n vinger niet meer omhoog, z’n neus had ’t teken van ‘luister!’ overgenomen door schuin omhoog te gaan staan, een vraag in z’n ogen te doen aftekenen, een wending van z’n hoofd. We waren inmiddels wel gewend aan de taal van Parkinson die onze vader hanteerde.
Maar dan nog was ’t de laatste keer dat we ’t met ‘m over de vogels hadden. We meenden dat hij ze ook hoorde. De staartmees. De koolmees. De merel.

De keer dat ik door m’n moeder ergens naartoe werd gebracht, Pa achterin, ik naast m’n moeder voorin licht converserend, dat Pa de straatnamen noemde, opgelezen van de blauwe bordjes, zou de laatste keer moeten zijn, zover ik me herinner, dat hij me voorlas.
Kleine straatnaambordjes, daar eindigde ’t mee, denk ik dan, de informatiestroom van m’n vader.
Van kleine voorleesboekjes aan de wieg, plaatjes met verhaaltjes, tot blauwe bordjes, ikzelf verbaasd dat hij dat nog kon.
‘Wijs je de weg, Pa?’ grapte ik.
Om ’t gedenkwaardige moment, dat wat ik niet meer verwacht had, te bagatelliseren.

Hij moet ook ooit hebben gedacht: dat was de laatste keer dat ik m’n moeder met de auto terug naar huis heb gebracht. Dat moet-ie ooit voor de laatste keer hebben gedacht.

M’n moeder heeft toentertijd besloten om m’n vader maar niet meer met de auto te laten rijden.
‘Dan kan je me helpen met de route,’ heeft ze wel ‘ns gezegd.
Moest m’n vader aanwijzingen geven over welke straten er genomen moesten worden.

Ik gaf ‘m de richting aan in Zweden. M’n laatste vakantie met hem. De 1e met z’n 2-en.
Hij stuurde, ik gaf aan hoe we moesten gaan.
& Ik voerde ’t woord. Ik legde in ’t zweeds, aan vreemde voorbijgangers die te hulp kwamen schieten, uit wat er aan de auto mankeerde, waarom we langs de kant van de weg stonden. Ik vertelde in ’t zweeds waarom ik met m’n vader op vakantie was, waarom we gedwongen waren op die camping te blijven, waarom we deze wandeling maakten. & M’n vader zei in ’t engels tegen de moeder met 2 kinderen hoe trots-ie op z’n zoon was, op z’n zoons, want hij had er wel 6.
Wanneer was de laatste keer dat hij zo straalde?

Ik herinner me ’t huwelijk van Carel. We werden naar achteren geroepen, waar de ouderen zaten. M’n vader & moeder naast elkaar, geflankeerd door tantes van Franchet, op een bankje, zo ver mogelijk weg van ’t geluid van de band.
‘Oh!’ zeiden de tantes.
M’n vader glunderend. Z’n couperose nog iets roder. Tot in ’t puntje van z’n neus. Een twinkeling van z’n ogen, z’n lach op zo’n manier gevormd dat z’n bovenlip nog net de slechte tanden verborg.
Wij met z’n 6-en op een rij. 6 Volwassen mannen, dat was de familie Zijp, zagen we ‘m denken, & die zijn van mij & m’n vrouw.
Was dat de laatste keer?

& Hij zal ook wel een laatste keer kwaad op mij zijn geweest.
De keer dat ik niet meer thuis wilde komen.
Of zei dat ik niet meer naar de kerk op zondag ging.
Dat ik ’t dom vond dat ze CDA stemden.
Dat hij mijn verhalen niet geloofde, maar van de docenten wel, omdat hij wist, als directeur van de huishoudschool, dat-ie altijd de verhalen van beide kanten moest horen. Waarna hij niet meer naar mijn verhaal luisterde.
Of misschien die keer dat-ie achter me aan rende, rondjes om de tafel, om me nog ‘ns flink op m’n sodemieter te geven. Ik zette stoelen tussen ons in, zodat-ie me niet kon bereiken, & rende uiteindelijk via de achterdeur naar buiten.
‘Zulke dingen zeg je niet over je moeder!’ was de aanleiding.
Ik ben vergeten wat ik had gezegd. ’t Was in ieder geval de laatste keer dat-ie achter me aan kwam.

Misschien heb ik de laatste keer dat-ie wat tegen me zei al meegemaakt. Stond ik er niet te veel bij stil. Was ik al onderweg naar de volgende gebeurtenis in mijn leven.
& Straks, ik weet nog niet wanneer, maar ’t zal vast niet lang duren, zie ik ‘m voor de laatste keer. Dan weet ik dat-ie weg gaat, dat ik de namen van de straten zelf zal moeten lezen.

Ik zal mezelf een weg moeten zoeken door Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *