de reis, niet ’t doel

”t Is de reis, niet ’t doel,’ zei ik, in antwoord op de vraag of ik enig doel had met ’t wandelen. Daarbij bedacht ik me meteen dat ik die woorden tijdens deze wandeling slechts 1 keer letterlijk door m’n hoofd had laten gaan. Ik zie ’t beeld nog voor me van dat moment: op een voetpad; ernaast ’t rode pad voor de fietsers; ’t gras aan de kanten was groen; de hemel blauw. Kortom, ’t kon overal tijdens de wandeling zijn geweest.

’t Gaat tijdens de reis om me in m’n 1tje te begeven door de natuur, waar bijna geen ander mens zich laat zien. Slechts een enkeling heeft weet van dat ik daar aan ’t wandelen ben. Terwijl verderop iedereen massaal anoniem over de wegen scheurt, begeef ik me stap voor stap traag door ’t landschap. Elk levend wezen langs ’t pad ziet me voorbijtrekken.

Soms gaat ’t ook om schoonheid, die ik maar niet denk te kunnen ontdekken. Waarvoor al die moeite, denk ik dan, als m’n hoofd niet kan bedenken dat de natuur in al z’n simpelheid die schoonheid is? Maar ook dat doet een schoonheidservaring niet beleven. Totdat ik plots bedenk dat ik langs de plaats loop waar kabouters & elven zouden moeten kunnen bestaan. Als er ergens ter wereld een plek zou zijn waar dat mogelijk is, zou dat deze plek moeten zijn. & Terwijl ik dat denk, loop ik gewoon door.

’t Gaat om de pijn die ’t kost de hele dag veel zwaarder te lopen dan ik in ’t dagelijks leven gewend ben, maar waarbij die pijn zo’n vast onderdeel van ’t ritme van de beweging wordt, dat ik me de dag niet meer anders kan voorstellen. Zoals ook de kreun die de rugzak bij elke stap maakt, een vast onderdeel wordt. Dat ritme dwingt me de volgende stap te nemen, steeds dichter bij, steeds verder weg van ’t doel.

Elk jaar bedenk ik me dat tijdens m’n vakantie. ’t Past ook wel bij me, ’t streven naar de reis & niet naar een uiteindelijk doel. & Bij m’n manier van vakantie vieren. Ik ben niet echt een persoon die rustig op 1 plaats kan bivakkeren. ’t Reizen, cq wandelen, geeft me een reden om niet te lang op dezelfde plek te blijven hangen. ’t Camoufleert m’n onrust.

Ik liep verder nadat die vraag me gesteld was. Tegen beter weten in, want ik bedacht me dat ’t hoogtepunt van de reis al achter de rug was. Dat ik mensen ontmoet had & de wandelroute die in ’t boekje beschreven stond aan z’n eind liep. Ik zou een nieuw boekje moeten kopen om de vervolgroute te kunnen lopen. Mensen die ik wilde ontmoeten zou ik niet meer ontmoeten. In ieder geval niet als ik verder zou gaan.

Net als toen ik liftend naar Åland ben getrokken. De hele tijd onderweg, de hele tijd bezig mezelf een lift te bezorgen, of anders een plek om m’n tent neer te zetten. De hele tijd in mezelf herhalend dat ’t de reis was, niet ’t doel.
Totdat ik op Åland aankwam & al snel besefte dat ik geen doel meer had. Want de reis was over.

Er was geen reden meer om te blijven. Ook niet meer om verder te gaan. De regen die door bleef spetteren versterkte dat gevoel. Vooral omdat de tent nat & zwaar de rugzak in moest, ik geen schone droge sokken voorradig had & de handdoek niet meer geschikt was om af te drogen. Dat maakte de beslissing gemakkelijker.

De reis was ten einde, ’t doel voorbijgestreefd.

Maar wat geven wij om doelen, uiteindelijk in Zijperspace?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *