denbymok

Ik heb m’n kop thee net leeggedronken. Tot de laatste slok. Ik krijg er een vol gevoel van in m’n maag. M’n darmen kruipen even wat dichter tegen elkaar aan. Koesteren zich aan de warmte die de thee achterlaat. Gloeiend hete thee. ’t Lijkt nog even na te borrelen, daar diep weg in m’n ingewanden.
M’n lippen zijn ’t er helemaal mee eens. Ze plakken zich behaaglijk aan ’t kopje. Een mok, bijna. Een Denby. Schijnt een bekend merk te zijn. Wat aardewerk betreft. Ik heb er ook een bordje van. Maar die zet ik nooit aan m’n mond. Vandaar misschien dat ik ‘m minder gebruik. ’t Contact is daardoor minder intensief. Ik kan me niet lichamelijk hechten.
’t Gaat om de wanden van de mok. De gladde wanden, waar m’n lippen precies tegenaan passen. Ze glijden eroverheen. Zetten zich onder de rand. Om zodoende ’t vocht op weg naar m’n mond te behoeden voor ’t verkeerde pad. Naast m’n mond, dat is. Lekkend langs m’n mond, richting shirt of broek, vette suikervlekken achterlatend.
Want suiker is noodzakelijk. Zonder suiker kan ik mij thee niet als lekker voorstellen. Zonder suiker bestaat thee niet voor mij. In redelijke hoeveelheden moet ’t aanwezig zijn. Zodat je ’t proeft. Anders geen thee. Ik heb 1 keer thee zonder suiker bij m’n fysio gedronken. Ik heb me goed gehouden. Gedaan alsof ik dat alternatieve sterrenmixje juist op waarde wist te schatten zonder zoetigheid. Maar eigenlijk zag ik metershoog ertegenop om de week erna weer een volle bak voorgeschoteld te krijgen.
Ik was snel van m’n rugklachten af.
De mok heb ik van Rachel gekregen. Voor m’n verjaardag. Ik zou ’t zelf nooit gekocht hebben, moet ik eerlijk zeggen, want bij mij moet alles geel zijn. Aangepast aan, toegemeten op m’n interieur. De mok is mistig groenbeige, of beigegroen. Als dat al bestaat. Een expert zal de kleur op de juiste wijze weten te categoriseren.
2 Weken na m’n verjaardag vroeg Rachel waarom ik ’t niet gebruikt had. ’t Stond nog steeds op dezelfde plek. Dat zag ze. Waar bijna alle kado’s nog stonden. Geen tijd om er mee te spelen.
Schuldbewust keek ik ‘r aan. Geen tijd voor gehad, was m’n smoes. Dat ik gehecht was aan m’n daagse elke-dag-kop was de waarheid die ik daarna opbiechtte. ’t Kopje dat vies stond te worden van 100 dagen achter elkaar me van thee te voorzien, zonder afwasbeurt. Dingen die vies worden van eigen gebruik, daar gaat een mens zich aan hechten. Vaak. Bij mij. Als ik een kater heb van de vorige dag stel ik de douche altijd zolang mogelijk uit. Mezelf wentelen in de geuren van verval, drank & gezelligheid. Meegenomen als seks er een onderdeel van was. Dat mag niet weg. Pas als gister helemaal uit m’n lichaam & hoofd vertrokken is.
Toen ben ik maar ‘ns een keertje gaan proberen. Rustig op mezelf. Niemand in de buurt om me af te leiden. Heb mezelf een grote mok thee volgeschonken. ’s Avonds laat. Vlak na werk & maaltijd. Om uit te proberen of ’t de moeite waard was er uit te drinken. Slechts uitproberen. Ik hou niet van definitieve veranderingen. Zeker niet van de ene op de andere dag.
Maar de thee gleed meteen zo makkelijk m’n mond in. Genoeglijk. Zacht. Teder. Vloeiend. Als de vloeistof dat al niet was. Nog vloeiender in ieder geval.
Jammer is dat m’n lepeltje, dezelfde als die ik in voorgaande kopje gebruikte, de wereld moet niet op z’n kop, nog maar net in de mok past. De Denby-mok. Waardoor deze gloeiend heet is als ik probeer te roeren. Da’s minder. Als ik ’t echter plan, even vantevoren ’t lepeltje eruit vissen, te ruste leggen, & pas gebruiken indien noodzakelijk, dan hoef ik m’n vingers niet te branden. Geen centje pijn.
Da’s echter niet ’t grootste euvel. Er is immers iets aan te doen. Echt onbehaaglijk is pas ’t gevoel te noemen als ik moet constateren dat ’t laatste slokje al in m’n keel zit. & Niet tevoorschijn komt op ’t moment dat ik denk dat ’t er nog inzit. ’t Laatste slokje, ’t afscheidsslokje, is al verdwenen op ’t moment dat ik door ’t gewicht van de mok denk te kunnen concluderen dat ’t nog moet komen. Ik sla ’t kopje helemaal achterover, nog steeds in dezelfde, verkeerde, veronderstelling, m’n tong heeft zich al op ’t laatste beetje vocht verheugd, maar ’t komt niet.
Dan wil ik even weer m’n oude kopje terug. M’n overzichtelijke kopje. Mooi wit, waar de bodem te zien is.

Verder is ’t evengoed een behaaglijk gevoel, daar diep van binnen in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *