dienst

Soms mochten we alleen met Pa. Moest-ie een lezing doen.
Ik probeer ’t me te herinneren. Er was een 1e lezing & een 2e lezing. De 1e was uit ’t Oude Testament. De 2e ’t Nieuwe Testament. Ik geloof dat de pastoor 1 van beide deed. De ‘leek’, mijn vader, deed de ander.
Daarom moest mijn vader op de voorste rij. Of daar in de buurt. Dan was-ie sneller bij ’t spreekgestoelte. Zal ook wel een naam hebben.

‘Ma, hoe zat ’t nou, Pa nam ons toch ook wel ‘ns mee? Dan ging er slechts 1 zoon mee naar de mis waar hij moest voorlezen.’
‘Ook wel meerdere. We gingen heel vaak met z’n allen.’
‘Ja, dat weet ik, maar ’t kwam volgens mij ook wel ‘ns voor dat Pa maar 1tje meenam.’
‘Oh, dat kan ik me niet meer herinneren.’

We gingen om beurten. De ene week Carel, de andere week mocht ik. De mis van 9 uur. We moesten vlak na de Ko-de-boswachtershow ons snel aankleden, Pa ook, om bijtijds bij de kerk te zijn. Lopend. Een enkele keer met de auto, als Pa niet uit bed had kunnen komen.
Om beurten, zoals we ook om beurten een tijdlang mochten opblijven. Carel op zaterdag & ik op zondag. Dan miste ik Catweazle & had er een stom programma voor in de plaats. Maar ik had nu 1maal zelf voor zondag gekozen, omdat ik dacht dat dat gezelliger was.
’t Was een strategie van m’n ouders, vermoed ik. Dan waren we minder tot last. Haal de 2 drukste uit elkaar & je hebt minder last van ’t groter geheel. & 1tje Was altijd makkelijker in toom te houden. We waren vaak ademloos. Voor de tv of tijdens de dienst.
We kregen ’t boekje in de hand gedrukt, mochten Pa z’n pen lenen. Hij trok ‘m uit z’n binnenzak.
‘In m’n handen terug.’
Met die zin gaf-ie normaliter z’n pen te leen. Een parker. Behalve als we in de kerk waren. Dan hield-ie z’n mond, gaf-ie hem stilzwijgend. Ik gebaarde dat ik ging tekenen, in ’t misboekje van 2 samengevouwen blaadjes, tikte hem op de mouw. Pa haalde z’n pen tevoorschijn, terwijl hij recht vooruit bleef kijken.
Soms knielde ik achterstevoren. Knieën op de bidplank, boekje op de bank, naast Pa. Af & toe opzij buigend om te laten zien wat er getekend was. Pa een vinger naar z’n mond dat de mis nog niet afgelopen was, juist nu in een cruciale fase terechtgekomen was. Hij haalde een pottertje uit z’n potterpotje, een 2e omdat 1 niet genoeg was, & dwong je tot stilte. Volgende tekening, pottertjes rollend door de mond. Als we pottertjes hadden, leken we op Pa.

Hij gaf een stootje als-ie bijna aan de beurt was. Dan ging ik recht zitten. Ik keek alvast een keertje om me heen. Wie er in de buurt zaten. Bekenden, kinderen, andere mensen die wel eens voorlazen. Of ik zocht de koster. Minder belangrijk als Pa. Die moest alleen maar de kaarsen doen, de nrs van de liederen op ’t bord noteren, de collectemandjes ophalen.
Pa moest de lezing doen. & Hij hielp bij de communie. Gaf net zoveel hosties weg als meneer pastoor. Ik zag ‘m zelfs wel ‘ns mensen de hostie in de mond leggen. Die waren ouderwets. Maar m’n vader kon ’t evengoed. Zo bovenop de tong. M’n vader bewoog z’n mond dan een beetje mee met die van degene die de hostie in ontvangst nam.
Als Pa me er op attendeerde schoof ik m’n billen zover mogelijk naar achter. M’n knieën in. Dit in geval hij er langs moest. Maar meestal zat-ie bij ’t gangpad. Dan stapte hij gewoon uit de bank. & Ging ik recht zitten. M’n benen bungelden van spanning. Vingers onder de blote benen van de korte broek.
‘Kijk eens,’ dacht ik naar de andere mensen toe, ‘dat is mijn vader.’
Ik vond ‘m dan belangrijk. Hij was immers de enige die tijdens de mis bewoog. Uit de rij stapte. Even door z’n ene knie ging op dat moment, een korte buiging met de hand aan de leuning van de bank, nog een keer voor ’t altaar, een kruisje, terwijl ik omkeek wie dat zag.
& Terwijl hij voorlas keek ik verder. Ik zag de ramen die soms ’t verhaal illustreerden, de bijbel in glas in lood. Ik zag ’t orgel, dat vroeger in onze huiskamer had gestaan. Ik telde de kaarsen & vroeg me af wat er zich allemaal achter de deuren bevond, waar de pastoor later door zou verdwijnen, of hoe wijn zou smaken, ’t bloed van Christus, waar Pa een slok van mocht nemen.
Als-ie terugkwam, pakte ik zijn pen weer op, knielde neer, maakte de volgende tekening.

Op weg naar huis hield ik z’n hand vast, zodat mensen konden zien dat ik bij hem hoorde.

Dan liep ik naast zijn schoenen door Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *