Een kind dat even alleen moest spelen & daarom alleen gelaten was in de tuin voor t huis. t Kan zondagse visite zijn geweest of een belangrijk telefoongesprek.
Maar hij keek voor zich uit. Rommelde een beetje in t zand tussen de tegels. Zn billen op een bakstenen verhoging van een als kleine terrasjes ingedeelde tuin. Hij had zn eigen wereld, zn eigen spelletjes, was gewend zn eigen tijd door te komen.
Hoe heet jij? vroeg-ie toen-ie mij in t vizier kreeg.
Een vraag die ik niet verwachtte.
Wat zeg je? vroeg ik op mijn beurt.
Hoe heet je?
Ton, zei ik, doorstappend, maar mn blik op hem gericht. & Hoe heet jij?
Even stil.
Ook Ton, volgde toen.
Ik passeerde een auto, voor t huis geparkeerd. t Jongetje was even uit mn gezichtsveld verdwenen.
Toen ik weer tevoorschijn kwam, zei ik: Das ook toevallig.
Een glimlach was zn antwoord. Zn handen wapperden een beetje naar opzij.
Ik stond op t punt nog een stilstaande auto te passeren. & Tegelijkertijd moest ik de bocht om, t dorpje Yde uit, waardoor we elkaar definitief uit t oog zouden verliezen.
Nou, dag Ton, zei ik dus maar.
Hij zweeg. Stopte zn handen tussen zn benen. Hij keek even waar zn handen naartoe gingen. Keek toen weer op.
Toen zei hij: Dag Ton.
& Ik was weg. Verder.
Achter me gebeurde niets meer, Zijperspace is alleen recht vooruit.