driehuis

‘Hoe is ’t eigenlijk met Jojanneke & Jasmijn?’ vroeg ik toen we de trein uitstapten. ‘Waar zitten ze nu?’
‘In Guatamala, geloof ik,’ zei Johanneke.
‘Vermaken ze zich een beetje?’
‘Nou, Jojanneke kan daar altijd wel leuk over schrijven, maar die heeft nooit zin in internet. & Jasmijn doet dat dus wel, maar die schrijft altijd in van die zakelijke mededelingen. We zijn gister daar & daar geweest. We zijn laat naar bed gegaan. Zulke mededelingen.’
We staken de straat over. Richting Vondellaan.
‘Daarna de Hieronymus van Alpenstraat,’ volgde Johanneke de routebeschrijving.
‘Hieronymus van Alphen,’ zei ik. ‘Had die niet een kinderboek geschreven?’
‘Ik zou ’t niet weten,’ zei Johanneke. ‘Ik heb bijna geen literatuurgeschiedenis op school gehad.’
‘Ik had met literatuurgeschiedenis ’t hoogste cijfer van school, maar ik geloof dat ik alles ben vergeten.’
We liepen door de literatuurwijk van Driehuis, op weg naar ’t park. Alle straten hadden namen van nederlandse schrijvers.
‘We moeten de Bilderdijkstraat volgen,’ zei Johanneke.
Zij deed de coördinatie. Ik ouwehoerde. Maar eigenlijk deed Johanneke allebei tegelijk. Ter compensatie hield ik mijn handen in de broekzak. We waren goed op elkaar ingespeeld.
‘& Dan door de PC Hooftstraat.’
‘Waar was Bilderdijk ook alweer van?’ mijmerde ik. ‘We zijn in ieder geval in de schrijverswijk. Moeten we dus de hele tijd rechtdoor?’
‘Ja, als we bij de ingang van ’t park zijn, moeten we nog steeds rechtdoor.’
‘Bosboom Toussaint,’ zag ik een straatnaambordje aangeven. ‘Daar zou ik eigenlijk niets over weten.’
‘Ik ken ‘r ook niet.’
‘Ik denk dat ’t een vrouw was.’
Er bewoonster van de wijk liep door de straat. Ze droeg een grote zak met zich mee. Richting container met afval, juist onder ’t straatnaambordje.
‘Mevrouw,’ begon ik, ‘die Bosboom Toussaint, was dat een vrouwelijke schrijver?’
‘Een schrijver?’ lachte ze. ‘Volgens mij was dat een schilder.’
2 Fouten, dacht ik, die vrouw zal ’t wel weten. Zij woont hier al jaren. Bosboom Toussaint is blijkbaar geen vrouw, & ze blijkt bovendien te hebben geschilderd. Ik zak wel diep in mijn eigen achting.
‘Oh, ik dacht dat alle straten in deze wijk naar schrijvers waren genoemd,’ probeerde ik me nog te verdedigen. ‘Misschien moet ik ’t thuis maar even opzoeken.’
‘Ja, dat moet je vooral doen,’ bleef de vrouw lachen.
‘Dan bel ik u wel op als ik ’t toch goed blijk te hebben gehad.’
’t Was gezellig in Driehuis. 3 Lachende mensen op straat. De temperatuur mocht wel gezakt zijn, maar de sfeer kon niet meer kapot in dit plaatsje.
We lieten de zak legende dame achter ons. Vervolgden onze weg door de PC Hooftstraat.
‘Dit is nog steeds een schrijversnaam,’ constateerde Johanneke. ‘We zijn nog niet voorbij de schrijvers.’
‘We hebben contact gemaakt met de lokale bevolking,’ constateerde ik voldaan. ‘We zijn nog amper de trein uit & we hebben al kennis gemaakt met een exemplaar van de autochtone bevolking.’
‘Moeten we even melen aan Jasmijn & Jojanneke,’ zei Johanneke.
‘Kan ook met sms,’ zei ik.
‘Jasmijn, we hebben een mens ontmoet in ’t plaatsje Driehuis,’ zei Johanneke op dicteersnelheid. ‘Daarvoor hoefden wij niet naar Guatamala.’
‘Ze blijken dezelfde taal als wij te spreken hier,’ vulde ik aan, ‘Bovendien hebben ze dezelfde boeken niet gelezen, maar dat compenseren zij met een grote kennis van hun schilders.’

Na levend teruggekeerd te zijn in Zijperspace bleken we geen telefoonnrs van de bevolking van Driehuis voorhanden te hebben.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *