éééven

‘Je moet er wel rekening mee houden dat er vooral oudere mensen op af komen,’ zei ik tegen Rachel. ‘Maar als ’t ons niet bevalt, dan lopen we gewoon weg & gaan onze eigen gang.’
‘We zien ’t wel,’ zei Rachel.
‘We zien ’t wel, we zien ’t wel, we zullen ’t wel beleven, maar kan ’t nou niet even snel, want ’t léééven duurt maar éééven,’ zong ik.

Er liep een stoet mensen ’t Nieuwe Kafé uit. Naast de Nieuwe Kerk.
‘Dit moeten ze zijn,’ zeiden we.
Zo dat de dame voorop ons hoorde. Ze oogde stukken jonger dan de mensen die haar volgden.
‘Ja, dit is ‘t,’ zei ze.
‘’t Zijn er wel heel veel,’ zei ik.
‘& Ze hebben ook allemaal een foldertje in hun handen,’ zei Rachel.
‘Misschien moeten wij ook nog even een folder pakken.’
We slopen nog even naar binnen. Zochten de foldertjes, maar konden niets vinden.
‘Zullen we maar achter ze aan gaan?’ vroeg Rachel.
‘Als ’t ons niet bevalt, dan gaan we gewoon,’ zei ik.

‘Zo’n hoge opkomst hadden we niet verwacht,’ zei de dame voor ’t Paleis. ‘We hadden niet zoveel kopietjes gemaakt. Dus als iedereen die gezelschap bij zich heeft nou even 1 kopietje met elkaar gebruikt, dan kunnen degenen die nog niks hebben ook een exemplaar gebruiken onderweg.’
Ze was nog net boven de wind, de trams, ’t rumoer van de dagjesmensen uit te horen.
‘Zijn er nog mensen die geen foldertje tot hun beschikking hebben?’ vroeg ze voor de zekerheid.
We wezen een oude man aan die net aan was komen lopen. We moesten een beetje voor de mensen op komen die niet assertief genoeg waren, was ’t gevoel.
Er kwam nog een man aanzetten. Hij kwam naast de groep staan. Op de trappen van ’t paleis. Hij zette z’n tassen naast zich neer. Rachel & ik keken vluchtig, luisterden verder naar ’t verhaal dat verteld werd. Over patriotten in Amsterdam, rond 1780. Ik registreerde stiekem de elastieken die de broekspijpen van de laatst aangekomene moesten beschermen tegen kettingsmeer.
‘Mag ik wel vragen,’ vroeg een man in ’t midden van de groep toehoorders, ‘als we verder gaan lopen, kan er dan rustig aan gedaan worden? Anders houden we ’t niet bij.’
‘Natuurlijk, daar zullen we rekening mee houden.’

‘De volgende plek die we gaan bezoeken is Singel 292,’ zei de rondleidster aan ’t eind van haar verhaal voor ’t Paleis. ‘Voor ’t geval dat u sneller of langzamer loopt dan de groep, dan weet u in ieder geval waar we moeten zijn.’
We trokken weg. Richting Paleisstraat. Binnen enkele meters vormde zich een sliert.
‘Is die man er nou wel?’ vroeg ik.
‘Die man die op de trappen van ’t Paleis stond?’ vroeg Rachel.
‘Nee, die niet,’ zei ik. ‘De man die niet zo snel kon lopen.’
‘Oh, die. Maar had je die man gezien die als laatste aankwam?’
‘Ja, tuurlijk. Hij had elastieken om z’n broekspijpen.’
‘Die kwam zeker net uit de polder aanfietsen. Met z’n rode wangen.’
‘Ah, daar is-ie,’ wees ik naar de man die niet snel lopen kon.
Hij liep voorin in de groep.

Terwijl de dame aan ’t vertellen was over burgemeester Rensdorp, ooit woonachtig op Singel 292, snoot de man naast haar z’n neus. Hij haalde een linnen zakdoek ervoor tevoorschijn. Zorgvuldig werd die uit elkaar gehaald, aan de neus gezet, zachtjes getoeter, opgefrommeld & weer in de broekzak gestoken. Z’n vrouw hield ‘m ondertussen geduldig bij z’n arm vast.
Die heeft ze vanochtend vast voor ‘m klaar gelegd, dacht ik. Dat-ie niet in de kou zonder zou komen te zitten.
Op ’t moment dat de zakdoek weer op z’n plaats zat, was de dame klaar met haar verhaal.
‘Gaan we nu door naar de Keizersgracht. Nr 324. Zoals vast enkelen onder jullie weten: Felix Meritis.’
De man met de elastieken om z’n broekspijpen pakte z’n fietstas weer beet.
‘Zie je,’ zei ik tegen Rachel, ‘hij heeft z’n tas helemaal aan elkaar gebonden met touw. Zodat-ie niet uit elkaar valt.’
Rachel knikte.
‘& Hij heeft hele goedkope schoenen aan. Vast een vrijgezel op leeftijd. Of z’n zus verzorgt ‘m.’
Bij Felix Meritis aangekomen hoorde ik ‘m z’n buurman vertellen: ‘Dit is een filosofisch instituut.’
‘’t Is ooit een communistisch bolwerk geweest,’ wist-ie ook nog te melden.
’t Hadden allemaal vrienden van Voskuil kunnen wezen, dacht ik. Zodirect zeggen ze allemaal dat de rondleiding ‘mieters’ was geweest.

‘Gaan we van hieruit weer een stukje terug, naar de Kalverstraat,’ besloot de dame haar verhaal bij Felix Meritis.
‘Weet u ook waar de Leidschestraat is?’ vroeg de man met langzame benen even later aan haar.
‘Die is toch daar?’ zei ze met een vragende blik naar haar omstanders. ‘Ik kom zelf niet uit Amsterdam.’
Er werd geknikt.
‘Gaat u niet verder mee?’ vroeg ze, zich weer tot de trage man wendend.
‘Nee, ’t gaat me te snel.’
Hij keerde zich om naar de aangewezen richting. Z’n vrouw sjokte mee aan z’n arm. ’t Schommelde een beetje. Door de ongelijke stoep, door ’t verschil in lengte, doordat ze zo al jaren liepen.

‘Vind je ’t nog leuk?’ vroeg ik aan Rachel.
‘Ik vind ’t leuk om eens iets te doen wat ik nog nooit heb gedaan,’ antwoordde ze. ‘Jij niet?’
‘Ik heb ’t wel een beetje gehad,’ zei ik. ‘Ik heb zin in een café.’
‘Ja!’ zei Rachel gretig.
De groep vertrok richting Oudezijds Achterburgwal. Wij besloten weer richting Singel te vertrekken.
‘Dan moeten we wel voorzichtig weggaan,’ zei Rachel, ‘want anders lopen ze allemaal achter ons aan. Denken ze dat ’t de andere kant op is.’

Langzaam verwijderde Zijperspace zich van een ouder wordend heelal.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *