weggebracht

‘Zeg Mam, ik belde eigenlijk om te vragen of jij misschien wist of ik al ‘ns heb geschreven over dat ik voor de 1e keer naar de kleuterschool ging.’
‘Over de kleuterschool? Hm, dat zou ik eigenlijk niet meer weten.’
‘Dat ik er naartoe werd gebracht & niet wilde blijven.’
‘Ik geloof dat Pa je de 1e keer daar naar toe heeft gebracht.’
‘Nee, ik dacht juist van niet. Jij bracht me toch? Ik ben trouwens volgens mij wel 2 keer voor de 1e keer naar de kleuterschool gebracht. Die 1e keer moest ik zo huilen dat ik maar weer mee teruggenomen ben.’
‘Oh, dat kan ik me niet meer herinneren.’
‘& De 2e keer ben ik door de juf aan ’t tekenen gezet.’
Jij stond in ’t hoekje van ’t klaslokaal, denk ik erbij, om mij ’t idee te geven dat je niet weg zou gaan. Ik mocht van de juf een hele mooie tekening maken, met allemaal kleurpotloden. Toen ik klaar was, zei ze dat ’t een wel verschrikkelijk mooie tekening was geworden. Ik moest tekenaar worden, zei ze. Jij was ondertussen verdwenen, maar ik weet niet of ik dat echt door heb gehad. Later ben ik er pas achter gekomen dat ik helemaal niet goed kon tekenen. Jaren later. De schoorstenen van de huizen die ik tekende stonden altijd scheef, zei m’n oom. & Toen ik later een tekening van een lucifersdoosje bij de tekenleraar inleverde, een lucifersdoosje dat sprekend leek op de echte, wilde hij ’t niet geloven, want hij wist dat ik niet goed kon tekenen. Ik wist ’t toen zeker: ik kon niet tekenen & wilde ’t ook niet meer.
‘Verder nog iets?’
‘Nou, hoe gaat ’t met Pa?’
‘Ach, ’t gaat. Hij heeft nu een rolstoel.’
‘Oh?’
‘Een trippelstoel eigenlijk.’
‘Oh, dan kan-ie nog een beetje bewegen.’
‘Ja, zichzelf een klein beetje heen & weer trippelen met de benen.’
Ik kan me een man in de hal van de Koogh herinneren met zo’n stoel. Moeizaam trok-ie zichzelf voort. Scheef hangend, z’n armen niet op de leuningen steunend.
‘Die man heeft ook Parkinson,’ had m’n moeder gezegd.
Dat kon ik zien aan z’n scheve houding, wist ik inmiddels. Maar deze man zat niet op een gesloten afdeling. Zoals m’n vader. M’n vader zou ’t nooit meer voor elkaar krijgen de code van de deur in 1 keer ingedrukt te houden. 3 Vingers tegelijk op 3 verschillende cijfers. Hij zou ’t niet eens kunnen onthouden. Dus daar zat Pa veilig. Rondbanjerend in z’n trippelstoel.
Ik probeerde ’t me voor te stellen.
Af & toe denk ik er aan terug, aan ’t moment dat Pa erheen gebracht is. Ik stel me m’n moeder voor, die achteraf nog even wat bleef hangen, terwijl m’n vader werd afgeleid door misschien wel de warme maaltijd, of de koolmezen die buiten zich tegoed deden aan de vetbolletjes. & Toen Pa een tijdje niet had opgelet, was Ma opeens verdwenen.
Maar liever denk ik niet aan de tranen die in m’n vaders hoofd zijn blijven hangen, maar geen manier wisten zichzelf voor de buitenwereld te vertalen.
‘Maar voor de rest gaat ’t wel?’
‘Ja, ’t gaat. Hij las vanmiddag een boekje. Of hij bladerde er in ieder geval in.’
‘Dat is toch in ieder geval wat. De laatste tijd dat-ie thuis was, nam-ie toch nooit meer een boek in z’n handen?’
‘Ja, dat valt inderdaad mee.’

Uiteindelijk raken we aan alles gewend in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *