Ik blijf ’t een vreemd verschijnsel vinden, internet. & Specifieker: weblogs.
Iedereen doet z’n eigen ding. Ik misschien nog wat sterker dan anderen, krijg ik af & toe ’t gevoel. Maar men weet, íedereen die een weblog geregistreerd heeft staan bij de loglijst weet, dat men afhankelijk is van de community, weblogcommunity. Als je alleen gelezen wilt worden door vrienden & kennissen, misschien een enkele googlelaar, laat je je weblog niet meedoen aan de immer verversingen registrerende loglijst. Je bent deel van de internet-community die weblogland heet, maakt niet uit wat ’t doel van je schrijven is, op wat voor manier je de lezer aanspreekt, je bent & blijft afhankelijk van je mede-webloggers. Tenzij ’t grootste gedeelte van je lezers, een zeldzaamheid overigens, afkomstig is van buiten ’t wereldje.
& Toch snap ik die webloggers niet. Of ik moet zeggen: soms snap ik de mens niet. Mezelf incluis.
Als er iets ergs is gebeurd, bijv een zeker iemand heeft een ander een trap in ’t kruis gegeven, is daarvoor net niet gearresteerd, maar ’t slachtoffer heeft er wel in bepaalde mate last van, wat hij middels een gegeven weg laat weten, op z’n eigen beperkte manier, dan zou je toch verwachten dat er tekens van medeleven worden getoond. Vragen verwachten hoe ’t met de persoon gaat. Hoe ’t gekomen is. Of ’t al wat beter gaat.
Ikzelf verwachtte de andere situatie niet. M’n baas gaf me een zoen. Midden op de Dappermarkt. We kwamen elkaar daar tegen, op ’t moment dat ik lopend m’n fiets naar huis bracht.
‘Sterkte.’
Ik had eerder verwacht dat-ie zou zeggen dat ik weer buiten m’n boekje was gegaan. Dat ik m’n impulsiviteit moest zien te beteugelen.
M’n baas zei dat-ie zelf aangifte gedaan zou hebben. De man in boeien af had laten voeren. Hem niet de voldoening van z’n trap gegund zou hebben. Boeten moest-ie, volgens m’n baas.
Anderen dachten er vandaag net zo over.
Ik. Ik ben mild. Zo heet dat. Ik loop met een kruis over straat waarvan ik de ganse dag voel dat ik ‘m met me meedraag. Maar aangifte heb ik niet gedaan.
‘Fernando, je bent niet meer welkom hier,’ heb ik ‘m gezegd.
Ik heb ‘m zelfs de hand geschud toen-ie z’n xcuus aanbood.
Ik heb me vergenoegd gevoeld op ’t moment dat de agente Fernando vertelde dat-ie ’t aan mijn mildheid te danken had dat-ie niet ingerekend was.
& Toch is ’t een vreemd verschijnsel.
Hoewel men weet wat internet is in Zijperspace.