een trap in m’n ballen

Ik eet vanavond niet. Ik heb daarnet een ‘lunchbreak’ genomen. Voor ’t 1st. Ik was van de week nieuwsgierig hoe dat zou smaken, kwam ’t tegen in de supermarkt. Terwijl ik ’t pakje aan m’n mond had, kreeg ik ’t idee dat dat ’t enige was dat m’n maag vanavond zou accepteren.
M’n maag reageert op alles. Op elke beweging. Zeker ook die van m’n benen. M’n benen moeten wijd hangen, vindt m’n maag. Zo wijd mogelijk uit elkaar.

Ik zal wel weer de schuld krijgen. Ietwat defaitistisch schiet die gedachte steeds weer door m’n hoofd. Hoewel de politie bereid was de man te arresteren. Maar ik zal wel weer de schuld krijgen.

Ik zie slechts shots. Klanten die op me afrennen. Flitsen van jassen die voorbijkomen. Een hand die m’n hand vasthoudt. Een Christa die aan die hand blijkt vast te zitten. & Opeens blijkt ’t Robert te zijn die me zegt dat ik beter naar binnen kan gaan. Ik had ‘m niet herkend, maar hij lijkt al 5 minuten op me in te praten.
Tijd is uit elkaar gerekt. Tijd is gecomprimeerd. Tijd is alles tegelijkertijd.
M’n collega’s zijn er nu ook, zegt-ie, ik kan beter naar binnen gaan. FF weg uit de confrontatie.
‘Hé, maar ik ben de barman. Ik ben de autoriteit voor hem. Dan ben ik niet degene die weg moet gaan.’

Er zijn vele fases waar je in terechtkomt, in dit soort situaties, weet ik me op dat moment al te realiseren. Ik ben me daar op dat moment zelfs zeer goed van bewust. Want alles wordt beredeneerd. 1st Alle gedachtes, mogelijkheden, standpunten van de tegenpartij de revu laten passeren voordat ik zelf een oordeel vel. Ik voel me verrot, m’n kloten zijn naar de ballen. Of m’n ballen zijn naar de kloten. ’t Is maar net hoe je ’t wil zien. Maar ik ga dat wel op een verstandelijke manier verwerken. Dit moet recht gezet worden, mij krijgen ze nu nog niet gek.

Maar plots voel ik me alleen. Al m’n collega’s zijn bezig met de mensen buiten, met de politie, of anders doen ze ’t werk dat we normaliter met z’n allen zouden doen.
GODVERDOMME! Zien jullie dan niet dat ik ’t benauwd heb? Ik kronkel met m’n maag in m’n handen.

’t Gaat om de belevenis dat ik dit opschrijf. Ik ben ’t verplicht. Hoe vaak heb ik al niet op willen schrijven dat ik nooit wat meemaak? Dat ’tgeen ik opschrijf nooit de waarheid kan zijn. Want als ik iets beleef, beleef ik nooit een clou, of een conclusie. Ik maak iets mee zonder dat de boodschap er in zit. Die moet eraan toegevoegd worden. Maar dat maakt ’t nog niet minder waar.
Nu is ’t echter alleen maar waarheid wat ik meegemaakt heb.

& Toch zit er geen einde aan ’t verhaal. Ik kan een zinnetje opschrijven dat ’t geheel afsluit. Ik kan een zinnetje noteren waar ’t woord Zijperspace in voorkomt, maar de belevenis is nog maar ½ gebeurd. Vanaf heden komt de herinnering, ’t vervormen, ’t beeld achteraf van ’t gebeuren.

Ik heb op de grond gelegen. Alleen. In ’t brouwhuis. Stoer evengoed, kalm, wachtend op de agenten.
Toen ze weer vertrokken waren ben ik wederom in m’n eentje in ’t brouwhuis gaan zitten.

Ik weet niet waar ze vandaan kwamen op dat moment; ze waren er opeens. Ik probeerde ze tegen te houden, maar niemand die me daarbij hielp. Iemand omarmde me. Een ander liet me m’n gang gaan.
Je gaat je nu zeker schuldig voelen, dacht ik, of angst krijgen dat je de schuld misschien wel krijgt, of de spanning valt van je af, of je kan je plotseling ’t moment herinneren & de hulpeloosheid, de onomkeerbaarheid, of is ’t de hand op ’t juiste moment die je parten speelt?

Ik eet vanavond niet. Ik heb een vasten ingesteld voor een kort moment.

Er is momenteel geen einde in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *