Gingen we vandaag ons mond houden.
Zo fluisterend stil zitten zijn, zoals we deden als de bedden, de stapelbedden met dekens bekleed, knijpers de bindende elementen, kieren die licht naar binnen schenen, tot wigwammen hadden omgebouwd. Wij de indianen. Alleen op zondag kon dat nog. De stilte, de tijd.
De zondag was een uitgerekt uur van god aanbidden, psalmen zingen, stijfjes zitten, stootjes ontvangen, verwijten klonken, ogen boorden, koren galmden, hostie eten, op knieën weesgegroetje, of onze vader, boekje lezen, pastor aanhoren, kerk verlaten, koffie drinken.
De zondag was er mee gevuld, stond ervan in t teken, waardoor je vergat dat je ook nog vrije tijd, een stille vrije tijd, had. Niet zo schreeuwen, doe ns zachtjes, Mama hoofdpijn, Papa eindelijk vrij, de buren klagen, & straks naar Oma.
De tent was t bed. Of andersom. Hing ervan af wie er won.
Nee, ik speel niet meer met jou,’ klonk vaak.
Waarop de rechtmatige eigenaar van t bed, t onderste bed, zich de tent toeeigende, of t bed. Hing er ditmaal van af hoever de ruzie voerde. Wanneer moeder ingreep.
Je kon de vredespijp roken in de tent. Of Woeste Uil spelen, die in wijsheid de stilte had ontdekt. Waar op zondag toch niet aan te ontsnappen viel. Met t kierende licht een boekje lezen. Dan maar in je 1tje.
De zondag verzonk in zichzelf. Er was niets te doen dan rust.
Totdat moeder boven kwam om aan te sporen, we gaan zo, maak je klaar, nee, je moet ook mee, iedereen gaat, kom op, we gaan naar Oma.
Zon zondag is t. Een dag om mn mond te houden. Aandacht voor elders. Ik laat de wereld van buiten door een kiertje binnen, de kier is er nog steeds, & lees. Er zijn nog genoeg werelden buiten de mijne waarvan ik geen weet had.
U ook nog niet.
Dus lees ns iets anders dan Zijperspace, volg Rachel (een vriendin om te koesteren, een vriendin om te verhalen, een vriendin die nu zelf verhaalt) die pas begonnen is, hier.