elleboogsteun

’t Is alsof-ie steeds de afgrond in kan storten. Ik hoef maar even te bewegen & hij is verdwenen. Weg linkerzij. Boek wordt me uit de hand gerukt, of wordt eigenlijk meegesleurd de diepte in, verdwijnt uit beeld & daar lig ik dan voor me uit te staren naar ’t plafond.
Ik was de laatste tijd al bang. Hypochondrisch bang. Angstscenario’s. Als dit dan dat. Ze zouden er 1 woord van moeten maken. Alsditdandat.
‘Waar lijdt jij aan?’
‘Alsditdandat.’
Waarmee alles verklaard zou zijn.

Als ik naar de dokter ga, dan gaat-ie zeggen dat ik niet meer kan lezen, omdat m’n nek ’t niet aan kan. Als ik m’n ogen laat onderzoeken, dan blijkt dat ik langzaam blind aan ’t worden ben. Als ik blind word, dan kan ik alleen nog maar luisteren. Als ik m’n mp3-speler had behouden, dan was ik binnenkort écht doof geweest. Als ik doof & blind zou zijn, dan zou ’t leven geen zin meer hebben, want ’t zou alleen nog maar bestaan uit seks: voelen, voelen, voelen.

Ik heb een zeer ernstige vorm van alsditdandat. Ze hebben me al eens proberen te behandelen, maar ik heb me vrijwillig uit ’t onderzoek teruggetrokken. ’t Werd alleen maar erger.
‘Als ze er achter komen waar ik zoal aan denk, dan gaan ze m’n hersenen aansluiten op een machine die m’n dromen kan lezen.’
‘Als zo’n machine nog niet bestaat, dan is m’n hersenkwab de katalyserende factor tot ’t uitvinden ervan.’

Ik schud mezelf wakker. M’n boek is opzij gevallen. Komt doordat m’n elleboog richting afgrond kantelde. De bank is te smal.
De oorzaak van alle problemen. Een te smalle bank. Net geen ruimte voor m’n linkerelleboog.
Daarnet heb ik me ingewikkeld in m’n dekbed. Op zo’n manier dat ’t net leek alsof ik meer steun kreeg voor m’n elleboog. Zodat m’n boek hoger opgehouden kon worden.
Alsof.
’t Was slechts een zachte ondergrond. Een moeras die alleen maar trager toeslaat. Ik dommel op drassigheidstempo mee de diepte van de slaap in.

Ik heb wel wat maniertjes bedacht.
‘Niet naar de dokter gaan,’ schreeuwt ’t meteen op de achtergrond.
Nee, nee, daar wilde ik ’t niet over hebben.
Maniertjes, machinaties, zoals Robinson Crusoë in z’n schetsboek schetste. Ik moet dat boek nog ergens hebben staan. Te groot om op de bank door te bladeren. Daar moet ik voor gaan zitten. Maar je wordt er wel vindingrijk van. Weet ik nog van uit m’n jeugd. Ik werd er een brave padvinder van, die graag alle knopen wilde leren, wist dat je 1st takken moest neerleggen, dan bladeren, steeds kleiner & daarna weer takken om een waterdicht dak te krijgen, & er toen pas achter kwam dat m’n handen er geen medewerking aan verleenden.
‘Hé, linkerhand & linkerhand, waarom staan uw beide duimen aan de rechterkant?’

Maniertjes in ’t heden. Ik moet niet af blijven dwalen. Machinaties om m’n elleboog niet af te laten zakken. M’n aandacht niet te verliezen.
1st Was er een plank. Ter uitbreiding van de bank. Een plank die uitstak vanonder de bank. Precies tot daar waar m’n elleboog moest leunen.
Maar dan moest ik wel héél diep leunen. Zeker 10 cm verschil. & Waar moest ik de plank aan bevestigen? Daar waren banken niet voor bedoeld. Daar past geen spijker in. Een mens bestaat voor 95% uit water, een bank voor 90 procent uit lucht. In beiden kan je beter geen spijker zetten. Daar krijg je hommeles van.

Touwtje.
Touwtje om m’n pols. Spijker in de muur, of een haak, andere uiteinde van de touw er aan vastknopen. 1st Strak spannen. Zodat elleboog op de juiste hoogte blijft hangen.
Rechterhand heb ik dan vrij om de blz om te slaan.
Als ik moe word, touwtje laten vieren. Misschien een katrolletje hiervoor bevestigen.

Ik las weer verder. Deed verder niets.

Ik wachtte tot Vrijdag zou arriveren in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *