erger

& Soms besef ik me opeens dat ik volwassen geworden ben. Ergens, op een gegeven moment, misschien was ’t wel juist dít moment, of die erna. De overgang van nu naar nu, als 2 verschillende gegevens, 2 verschillende condities. Alsof er een magneet langs me heen gestreken is, waardoor de moleculen zich anders zijn gaan richten. Als ’t water dat beter drinkbaar wordt (ik kende een brouwer die zodoende z’n bier een langere houdbaarheid gaf).

‘Nee, je stoort niet,’ zei ik. ‘Ik had er ook voor kunnen kiezen na dat sms-je je niet terug te bellen.’
(…)
‘Ik ben nu toch wakker. Geeft helemaal niks.’
(…)
‘Ik vind ’t helemaal niet stom.’
(…)
‘Godsamme, dat ook nog. Ze moeten jou wel hebben.’
(…)
‘Jemig.’

Ik zei nog veel meer. & Voelde me bij elk woord tekort schieten. Je wil troosten, je wil huilen, je wil je tranen inhouden, je wil vasthouden, je wil door elkaar schudden, je wil stevig staan, je wil praten & je mond houden tegelijk, je wil je adem ’t verhaal laten doen, je wil ergens een lach doorheen laten klinken, je wil een schouder zijn, een warmte, een traan die langs haar wang drupt, je wil je hand reiken om een haar recht te trekken voor haar ogen vandaan, je wil door ’t snoer kruipen, je wil weerleggen, je wil aannemen zoals ’t is.

Ik zei tegen Rachel dat ik vanavond waarschijnlijk niet meeging. Ik was moe, zei ik. & Onze wederzijdse vriendin zou waarschijnlijk ook niet gaan.
‘Wat dan niet?’
‘Dat moet je maar aan haar vragen,’ zei ik. ‘Ze heeft zich vandaag ziek gemeld. Ze heeft me daarnet nog een sms-je gestuurd.’
‘Ziek gemeld? Is ze ziek? Wat heeft ze?’
Ik zweeg. Keek een beetje voor me uit. In ’t nauw.
‘Is er weer wat met haar huis?’
‘Nee, ik heb haar toegezegd dat ik ’t jou niet zou vertellen,’ zei ik. ‘Dat wilde ze zelf doen.’
‘Ok, dan moet je dat niet doen. Ik bel haar wel even.’

‘Hoi, lieffie, hoe gaat ‘t?’
(…)
‘Geweldig?’
(…)
‘Nee, toch? Ach, schat, nee.’

Ik luisterde mee. Ik hoorde elke verzuchting echoën in Rachel. Mijn woorden in de nacht waren van mindere kwaliteit, dacht ik tegelijkertijd; mijn reactievermogen liet minder emotie toe, verweet ik mezelf. Toereikend misschien, voor ’t moment, maar er was een verschil.

‘Zal ik bij je langskomen?’ vroeg Rachel.
(…)
‘Goed, kom ik straks.’

Ik knikte dat ze dat moest doen. Er zijn belangrijker dingen dan de wandeling die we gepland hadden, probeerde ik in m’n gelaatsuitdrukking te laten doorschemeren.

‘Ben ik er ongeveer om 2 uur. Over 3 kwartier dus.’

‘Wil jij thee?’ vroeg Rachel mij terwijl ze voor zichzelf koffie zette.
& Toen ze weer ging zitten: ‘Ik zei een tijdje geleden nog tegen haar: “Na zo’n inbraak heb je ’t wel even gehad. Maar je moet maar denken dat ’t niet erger kan worden.” Stomme woorden, denk ik nu, want ’t kan nog erger.’
‘Ja, ’t kan nog erger.’
Ik heb geen woorden vandaag. Ik kan ze slechts kopiëren.
& Daar tussendoor denk ik dat ik ouder ben, volwassen ben geworden. Want ik ben zo moe vandaag. Moe.
Ik gaapte.
‘Zeg maar dat ’t haar schuld is, als je straks bij d’r bent,’ lachte ik.
Rachel lachte mee.
‘Nee, moet je natuurlijk niet doen,’ zei ik er maar voor de zekerheid bij.
‘Tuurlijk doe ik dat niet.’
‘Ze moet weten dat ze me elke nacht mag bellen.’

Er moet ’s nachts altijd een deur openstaan in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *