familie-archief

Eigenlijk voor m’n moeder.
‘Kijk ‘ns, Mamma, wat ik kan!’
Of: ‘Daar, die hand, Mam, je zag toch net een hand van links even in ‘t beeld schuiven? Dat was ik. Ik stond daar op m’n tenen & m’n buurman duwde me in m’n rug, maar ik kon nog net overeind blijven.’
&: ‘Heeft Pa ‘m nou opgenomen?’
Ook wel: ‘Zit-ie al in ‘t familie-archief?’

M’n oudste broer die de pijp van onze oom in z’n mond heeft. Een klein fotootje in de Libelle, met bijgevoegd schrijven. De mededeling in de krant dat onze hond Tasja een prijs had gewonnen op dierendag. De advertentie van ’t Pedac, waarin vermeld wie er dit jaar allemaal geslaagd waren. ’t Ongeluk van m’n broer. Een andere broer die toevallig óók op de foto stond van een speciale gebeurtenis. M’n vader. Heel vaak m’n vader. Als directeur, als genealoog, als vogelliefhebber, als pelgrim, als van alles. M’n moeder nooit.
& M’n vader die glunderde dat ’t allemaal opgeslagen zou worden in ’t familiearchief. Wij hoopten dat we de volgende zouden zijn die daarin als extra bladzijde opgenomen zou worden.
Tot ik hoofdredacteur werd. M’n naam in elke publicatie bovenaan stond & ik die blaadjes elke maand naar m’n ouders stuurde, op kosten van de universiteit.
‘We moeten een apart archief voor jou aan gaan leggen,’ zei m’n vader. ‘’t Past niet meer.’

We waren, ik was, écht jaloers als iemand anders een voorsprong kreeg. Heel veel aandacht van de media. M’n broer met z’n eendenkooi. Dat bleef maar doorgaan. Er was een deskundige nodig & m’n broer werd er bijgehaald. Hij had verstand van de duinen, van vogels, van honden die buiten paden liepen, van eendenkooien vanzelfsprekend, van de natuur, van stilte, van ’t broedseizoen, etcetera. Daar viel niet tegenop te concurreren. & Toch probeerde ik ‘t.
Ik had ’t vermoeden dat m’n vader ‘tzelfde deed. Zoals die zat te gniffelen als-ie een krantenartikel over zichzelf aan ’t uitknippen was.

Ik zit op een kruk, naast de bar. Te wachten tot ’t gebeuren zou, de drukte. Tot ik loos mocht.
Komt die man om de hoek van de ingang kijken. Verdwijnt weer.
Ik denk: ‘Hij was op zoek naar andere Ethiopiërs.’
Komt weer terug.
‘Wil jij ’Het Weer’ doen?’ vraagt-ie mij met hoofdletters. ‘Voor AT5.’
‘Ja, hoor.’
Meteen mezelf er op betrappend dat ik ’t graag doe. Mag niet, heb ik inmiddels geleerd. Je kop laten zien mag je niet te graag willen.
Dus onderkoeld loop ik achter ‘m aan. Denk ondertussen aan de pijp in de mond van m’n oudste broer, een gebroken been, ’t jeugdhonk van m’n 1 jaar oudere broer, m’n vader die knipsels maakt, de mappen waarvan ik niet weet of ze bestaan, m’n moeder die geen amsterdamse tv-zenders kan ontvangen.

De volgende dag zeg ik tegen Sandra: ‘Ik deed ’t gewoon.’
‘Nee,’ zegt Sandra, ‘jij deed ’t niet gewoon. Jouw hoofd stond op dat moment niet stil.’
‘Stom, hè,’ denk ik dan, ‘alleen maar omdat ’t weer voorspeld moest worden.’

Daarom (niet met elk willekeurig programma te openen, geloof ik).

Zo, die tekst is wel lang genoeg, ook voor zijperspaciaanse begrippen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *