gebaren

‘Dan komt-ie op me af, met een uitgestoken hand. & Ik kan natuurlijk niet anders dan met mijn hand naar die van hem te reiken. Dus schudden we de handen, zonder te bewegen overigens, vervolgens laat-ie los & gaat-ie met diezelfde hand naar z’n borstkas. Onderweg maakt-ie van z’n hand een losse vuist. Hij legt ‘m op z’n hart & klopt.
Ik hoor dan vanuit de hemel iemand galmen: “Broeder.”
Weet je wel.
Ik weet niet wat ik daarmee aan moet. Ik ben daar niet mee grootgebracht. Nou ja, dat moet ik natuurlijk niet zeggen, want m’n ouders hebben ’t al helemaal niet meegemaakt. Ik bedoel gewoon te zeggen: 20 jaar geleden, zeg maar in mijn jeugd, deden we dat soort gebaren niet. Ik vond ’t al heel wat toen ik in Amsterdam kwam wonen & we elkander begroeten door de handen te schudden. Vond ik wel lekker studentikoos.
Ik krijg die vuist gewoon niet op m’n hart. Ik zie mezelf al op m’n borst kloppen, waarop god dan van boven naar me roept: “Broeder.”
Misschien zegt-ie dat wel in ’t engels.
Op een gegeven moment heb ik er wel wat op gevonden. Dat doe ik nu de hele tijd. Niet al te opvallend, want dat wordt natuurlijk niet geaccepteerd, maar wel zo dat ’t een soortement vervanging van ’t borstgeklop wordt.
Dan is ’t moment van handenverklinking achter de rug, ze hebben eventjes bij elkaar in de palm vastgezeten, trek ik gelijktijdig met hem m’n hand richting lichaam, maar op ’t laatste moment verandert mijn hand dus in een wijzende vinger. Weet je wel, een wijsvinger die uit ’t vuistje kruipt, & dan schuintjes naar voren beweegt. Waarmee die maar wil zeggen dat ‘t ‘Ok’ is. Weet je wel. Dan heb ik net niet m’n hart geraakt. Een kleine schijnbeweging.
Dan voel ik me evengoed nog een beetje stoer. Kijk, denk ik dan, hier staat een grote broeder, weliswaar zonder galm, die wel even z’n waardering met een vinger kan laten merken.
Die vinger gebruik ik trouwens wel vaker. Als ’t zo uitkomt. Bijvoorbeeld als iemand gelijk heeft & dat bevestiging nodig heeft. Dan gaat m’n vinger naar voren, klein stukje, ongeveer 20 cm voor m’n lichaam, om dan naar beneden te buigen. Even een punt te zetten, alsof er zich een houten blad onder bevindt, waarop een uitroepteken wordt gedrukt. Van: “Ja, je hebt gelijk.”
Zie je.
Of als iemand in de verte begroet moet worden. Dan steek ik m’n wijsvinger nog wat verder uit. Arm horizontaal, met een kleine curve naar links.
Want, o ja, dat vergeet ik bijna, je doet dat soort gebaren wel met je rechterarm, hè. Anders is ’t al helemaal niet echt.
Dus een klein bochtje naar links, een hoekje in de elleboog.
Je moet ’t eigenlijk zien als in die films de laatste tijd, waar die jonge straatbende-jochies hun guns op elkaar leegschieten. Dan houden ze die dingen plat, ver van zich af & schieten ze een beetje vanuit de hoogte. Daarmee geven ze hun minachting voor degene die ze neerknallen weer.
Zo houd ik dan m’n hand. Met m’n vinger dit keer niet in zo’n revolver, maar in de lucht. Natuurlijk zonder minachting te willen uitdrukken. Want anders groet je niet.
& Dan, da’s wel belangrijk, beweeg ik m’n pols even op & neer. Dat ’t een beetje golft, m’n hand. Duidt op waardering, denk ik dan, & ’t maakt je bovendien vet koel.
& Vroeger vond ik je duim opsteken altijd belachelijk staan. Dat deed je toch niet? & Nou merkte ik een tijd geleden dat ik ’t wel zo af & toe nodig heb. Van: “Het gaat wel goed met me.” Of als je wil zeggen: “Goed gedaan, jongen.”
Maar ja, dan kan je natuurlijk niet met zo’n duim ouderwets recht omhoog steken. Dat zouden de padvinders anno 1950 allang al niet meer gedurfd hebben. Dus daar moest ik iets anders voor vinden.
Dus steek ik m’n arm extreem naar voren. Heel ver weg. Om ’t nog een beetje te benadrukken, leun ik met m’n schouders daarbij nog iets achterover. Zo op zo’n luie manier, weet je wel, waarbij als vanzelf je kin zich intrekt.
Dan leg ik m’n duim dus op z’n zij. Zodat-ie eigenlijk horizontaal naar links wijst. Een beetje met je ogen knijpen & lichtjes de lippen van elkaar, dat ’t lijkt of ’t je voldoening geeft.
& Die ander, waarnaar ik die duim gebaar, die voelt zich dan heel belangrijk, kan ’t natuurlijk hartstikke waarderen.
Ja, je moet ’t overdrijven. Iets wat van vroeger is, wat eigenlijk niet meer mooi is, daar moet je een hyperbool van maken. Dan krijgt ’t vanzelf weer waarde.
’t Ziet er dan misschien wel een beetje gek uit, maar ’t maakt ’t allemaal wel veel gezelliger.
Vind je niet?’

Dat is waarvoor we ’t doen, uiteindelijk, in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *