Zij wilde niets van de wereld weten.
Dat was wel gek.
We waren allemaal gek, ieder op zn eigen manier. t Meisje met een dominante vader. De jongen die zn omgeving slechts als rechte lijnen kon beschouwen. De jonge vrouw met smetvrees. & Ik.
Samen moesten we er over praten. Als dat niet ging, dan gaf onze begeleider wel weer een voorzetje.
Welk bericht in de krant heeft je de laatste tijd t meest aangesproken?
Een paard in de sloot. Een voortijdig gestaakte voetbalwedstrijd. Meisjes van 14 die in sexy kleding de stad in gaan. & Ik zei dat ik me druk maakte over de prijzen die weer omhoog zouden gaan.
Zij zei niets.
Ze zei wel iets, maar t kwam niet uit de krant. Dat zei ze erbij, want die had ze niet gelezen.
t Mag ook iets zijn dat je bij t nieuws op radio of tv hebt gehoord, stelde onze begeleider voor.
Daar keek ze niet naar, luisteren ook niet.
Je moet toch weten wat er gebeurt, zei iemand.
Ik denk dat t de rechtlijnige jongen was. t Was een opmerking. Hij dacht niet in vragen. Meer in vaststellingen. Hij kon zeggen dat je onzeker was, maar stelde nooit de vraag waarom.
Zij zei: Nee, t gaat heel goed zonder.
Waarom lees je de krant niet? vroeg de jonge vrouw smetvrees.
Zij wilde altijd weten wat ergens achter stak. Zij liep nergens omheen. Zij was eerder bang voor dingen waar ze niets van wist. Als je een sessie lang je mond hield, wilde zij weten wat er mankeerde. Lag t aan haar?
Gewoon, ik lees de krant niet, probeerde ze ervan af te komen.
Maar dan weet je toch ook niet dat er ergens oorlog is? zei t meisje met de dominante vader. Of dat er bij jou in de buurt een ramp heeft plaatsgevonden?
Die zat in een geweldsspiraal. Bedreigingen waren voor haar fysiek. Ze probeerde t in ieder geval altijd fysiek uit te leggen. Ze mocht niet te lang bij ons blijven, van haar vader, want anders zouden er dingen gebeuren. Ze zei dat ze dan woorden met hem had, maar t klonk gewelddadiger.
Dat wil ik juist niet weten, zei zij.
Je hebt toch vroeger wel een krant gelezen, stelde ik voor. Je kan toch ook iets opnoemen van de tijd dat je nog wel een krant las?
Ik was een man van compromissen. Om t allemaal dragelijk te maken. Als iets niet ging, dan moest t maar op een andere manier, of helemaal niet. Als ik er maar geen last van had, als t me maar geen angsten bezorgde. Ik had een potje ergens, om te negeren dingen in te stoppen. Die zou ik later, ooit, wel eens openen. Op dat moment zat t potje echter al propvol.
Nee, dat kan ik me niet herinneren, zei ze.
Ze was gek. Gekker dan wij, op dat moment.
Ze leek zo rustig, gecontroleerd. Belangstellend als t mis ging met 1 van ons, een arm om de schouder, een kneepje in de knie, een hoofd schuin naar ons gebogen om door de tranen toch te zien of t nog wel ging. t Was geen stevige dame, maar ze stond met haar schouders recht, neus in de wind. Haar ogen vertelden dat ze wist waar ze was.
Maar daar was t loos. t Ging niet verder dan dat ze zag. Ze wilde niet méér toelaten.
Ik ben bang, zei ze, & ze zette haar ellebogen op haar knieën.
Haar knuisten verborgen haar mond.
Ik wil niet meer weten wat er aan de hand is, hoorden we nog zachtjes fluisteren.
Er schoot me een plaatje uit Asterix te binnen, over een man die bang was dat de hemel op hem neer zou storten.
Zij was gek, dacht ik, & was blij dat ik in ieder geval nog t nieuws durfde te volgen. Jammer dat ik t huis niet meer uit ging om te zien waar t & wat er allemaal gebeurde, maar ik kon t in ieder geval van een afstandje volgen.
Zij zat voorovergebogen. Haar schouders waren naar elkaar toe gekrompen, zo smal als ze op dat moment leek.
Wij hingen achterover, in onze stoelen. We wachtten op wat er nu ging gebeuren.
Maar er gebeurde niets, er gebeurde niets wezenlijks, daar in Zijperspace.