gieg

Ik stapte op de fiets met alleen de gedachte te gaan kijken.
‘Kijken,’ dacht ik, ‘& niet meer.’
Ik had m’n rugzak volgestopt. Met dingen die uitkwamen voor ’t geval dat. Voor ‘t geval dat ik terug zou komen als ’t donker was: lichten voor op m’n fiets. Voor ’t geval dat ik me zou vervelen als ik ergens zat: een boek. Voor ’t geval dat ik hoofdpijn zou krijgen: 1 paracetamolletje. Voor ’t geval dat ik ergens tegenaan zou lopen: nagelknippertje. Voor ’t geval dat iets me te binnen zou schieten: schrift.
’t Zou wel een paar uur duren voordat ik weer thuis zou zijn.

Ik weet nog dat ik onderweg ingehaald werd door een jongen die fanatiek trapte. Ik hoorde ‘m van ver achter me aan komen. Een rammelend spatbord.
Ik dacht: ‘Hij mag me inhalen, maar ik zal laten zien dat je ’t met snelheid alleen niet redt.’
Bij de brug over de Amstel pakte ik ‘m alweer terug. Hij anticipeerde niet op ’t verkeer, zag ik. Liet zich de pas afsnijden door een meisje dat nog minder oplette.
Ik liet ‘m nog een 2e keer komen. Bij ’t Oosterpark.
‘Wedden dat ik ’t nog een keer kan,’ daagde ik ‘m in gedachten uit.
Nog geen 30 meter verder liet-ie zich insluiten door een geparkeerde & een rijdende auto. Ik was ondertussen al langs de linkerkant, via de trambaan, gepasseerd.
Toen ik bij de pin-automaat naar m’n saldo aan ’t kijken was, m’n pasje zat er al in, kwam hij pas weer tevoorschijn. Hij keek naar mij. Wie die man toch was, die ‘m steeds te slim af was. Beetje zelfgenoegzaam ook, van ‘Kijk, ik ben toch sneller’.
Ik wist beter.
Maar daardoor had ik weinig tijd gehad om na te denken. Na te denken over wat te doen als ik gekeken had.

Daar staat dan een rekening met geld. Getalletjes op een beeldscherm. Getalletjes die ik meestal niet in de gaten wil houden. Omdat ’t me meestal niets bijzonders te bieden heeft. Slechts als ik er een hele tijd van af weet te blijven, dan stelt ’t iets voor. Meestal niet dus.
& Met die getalletjes moet je dan aan de gang. Sommetjes maken.
Zoveel ben ik anderen nog schuldig, zoveel krijg ik nog, zoveel moet ik reserveren, zoveel kost iets, zoveel weken heb ik nog te gaan.
Maar dat had ik van tevoren moeten doen.
Je moet je inademen. Je laten zakken in ’t bad dat geld heet, financiën. Je laten omringen door de realiteit, ’t tastbaar maken, tot de essentie komen, weten van de hoed & de rand. Weten wat de waarde van ’t leven is, de waarde van ‘tgeen je reeds hebt, ‘tgeen er aan zit te komen. ’t Waarom, ’t hoe, ’t nut, ’t doel, de loosheid, de lol, ’t overwegen, de tijd die jou met zich meesleept & de achteloosheid die je jezelf kan permitteren.
In plaats daarvan troef ik een fietser af die niet zo slim kan fietsen als ik.

Ik plaatste m’n fiets voor ’t verkeerde raam. ’t Raam van de concurrent.
‘Straks komt er een verkoper naar buiten,’ dacht ik, ‘straks als ik klaar ben, die dan tegen me zegt: “Hé, je had ook wel wat bij mij kunnen kopen.”’
’t Leven hangt van zoveel dingen af. ’t Leven dat op je afkomt. ’t Leven dat je niet verwacht, de hoeken die ’t omslaat, terwijl je dacht rechtdoor te gaan.
Daarom probeer ik alles van tevoren in te calculeren.
‘Dat maakt ’t leven saai,’ zeggen mensen.
‘Nee, dat maakt ’t niet zo overdonderend,’ zeg ik.
& Voordat ik ’t weet sta ik in de rij van de kassa. De snelkassa noemen ze dat hier. Een gebiedend bordje maakt duidelijk dat je hier slechts eenvoudige vragen mag stellen, 3 artikelen in 1 keer mag kopen, er niet veel uitleg over de producten wordt gegeven.
Met de catalogus in de hand begin ik me af te vragen of mijn usb-aansluiting wel de juiste usb-aansluiting is. Belangrijker: mag ik die vraag wel stellen aan de verkoper & weet ik dat binnen de beperkte snelkassa-tijd te achterhalen?
Angstvallig laat ik iemand voor gaan, om me onverwacht snel toch met de verkoper geconfronteerd te zien.

‘Nee, nee,’ zei ik, ik had geen tasje nodig, want ik had een rugzak.
& Met dat rugzakje voorop de fiets geladen, gevuld met alle gevallen dat, keerde ik terug naar huis.
‘Ik ben nog geen ½ uur weggeweest,’ dacht ik even later, na een fietstocht waar ik me nergens van bewust was, ‘& ‘t is nog licht; sterker, ik heb ook geen hoofdpijn gehad.’
Ik haalde de minst belangrijke spullen uit m’n rugzak, de meest belangrijke, voor ’t geval dat, liet ik zitten. Maar ook daar was ik me niet bewust van. Dat zou ik pas merken als ik weer de deur uitging. Straks, als ik andere mensen m’n mp3-speler moest laten zien.
Tijdens ’t uitpakken oefende ik alvast ’t zinnetje: ‘Met maar liefst 20 gieg.’

Zodat ’t goed zou klinken in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *