Ik wou dat ik wijs was, & goed kon luisteren. Ik wou dat ik op kon volgen wat mensen me opdragen. Zovele goedbedoelde opdrachten, mededelingen, aanwijzingen. Kon ik maar een 10e opnemen van alle goede bedoelingen & daar een 10e van volvoeren, ik zou een beter mens zijn. Maar helaas staan m’n oorschelpen vooral naar binnen gekeerd. Ik zou willen dat ’t anders was, ik heb pogingen ondernomen ze anders te spitsen, als radarschotels te richten naar de juiste intenties. & Die juiste intenties als boodschappen te weerspiegelen de verre ruimte in.
M’n oren funktioneren niet zo. In ieder geval niet de hele tijd. ’t Grootste gedeelte van de tijd eigenlijk niet. Ik ben een beperkt mens. Met wonderlijke eigenschappen, dat wel, maar zeer beperkt. Ik hoop dat de meeste mensen mij dat niet kwalijk nemen.
Ik heb een straat in me wonen. Een straat van vele vensters. Zoals vroeger overal de gordijnen openstonden & je bij elk raam je buren gedag kon zeggen. Bij een enkele deur heb je zin om ff een praatje te maken. Maar ook weer niet elke dag. Hoewel je wel bij de buren elke dag een kopje suiker komt lenen. Ik heb zo’n straat. ’t Zit er soms vol van de buurtbijeenkomsten. Hebben ze opeens allemaal tegelijk trek in een barbecue.
Duizenden verhalen, ik weet ze alleen niet allemaal te vertellen. Ik weet nog verhalen over Suus, Inge, Thirza, Paul, Erik, Suzanne, Annette, Annet, Bas, Bart, Peter, Luuk, Fred, Evert, Stella, Erik, Sanne, Paulien, & voordat ik ze allemaal ga opnoemen, nog veel meer over m’n familie zelf.
Ik heb alleen geen geduld. Alles moet onmiddellijk; nu; meteen.
Ooit leer ik ’t wel. M’n vakantie is een poging ’t geduld, een gedeelte van ’t geduld, in handen te krijgen. Ik zal wederom pogen heimwee uit te stellen. Deze keer heb ik echter voordat ik ook maar de deur uit ben al last van heimwee. Ik wil niet weg. Weg is eng.
& O zo verleidelijk bovendien. Zonder weg heb ik niks om bang voor te zijn. Niks om van te genieten & niks om ’t thuis zitten te relativeren. Bovendien niets om me te herinneren, & niks om de angst voor dood te verdonkeremanen.
Ik zou verhalen willen vertellen, maar tegelijkertijd wil ik de kans ze te beleven wegstoppen. Ik wil dapper zijn, maar me in die dapperheid verstoppen. Ik bén ’t al, voordat de lezer ’t ervaren heeft. Waarom verder dan dat gevoel?
Zonder de ervaring van uitzonderlijke ervaringen, de ervaringen van ’t echte meemaken, kan er geen écht verhaal bestaan. Denk ik dan. Ik ben makkelijk in denken. Niemand die zo makkelijk denkt als ik. Zeg ik om mezelf te xcuseren.
& Over xcuseren gesproken: vele mensen krijgen nogeneens aandacht van me. Zeker niet de aandacht die zij in mij stoppen.
Ik bedacht me vanmiddag, mezelf voortbewegend over straat, anoniem wellicht, met een snee onder m’n oog & een zekere blauwe gloed eromheen; ik dacht: je moet niet die aandacht van een wond, een blauw oog wensen. Ook al wil je nog zo graag aandacht. Ook al schreeuw je er bij tijd & wijle om. ’t Is slechts een verhaal, wat je keer op keer vertelt, niet een verhaal wat 1 keer geldt. Zich doet gelden.
Ik wil verhalen vertellen die 1 keer gelden. Doen gelden.
Nu ga ik weg. Om weg te ervaren zoals weg zou moeten zijn. Ver weg, droom ik vaak.
Zijperspace is waar de volgende comp staat.