gewicht

De kapper zei: ‘Zo zie je er weer veel dunner uit. Dat kan je zien.’
Ik keek naar waar hij op doelde. De spiegel zag m’n gezicht.
‘Nou?’ twijfelde ik.
‘Dat zie je toch?’ zei de kapper. ‘Je kijkt toch wel ‘ns in de spiegel?’
‘Ja, 1 keer per dag. Als ik m’n tanden poets.’

Voor de zekerheid ging ik thuis nog maar ‘ns kijken. Ik stond stil in ’t toilet. Keek mezelf bedenkelijk aan. Zoals ik hoopte dat ik keek als ik mooie vrouwen zag. Op die manier dat m’n wenkbrauwen ’t beste uitkwamen, m’n groenblauwe ogen ’t beste uitstaken, m’n serieuze blik de harten zou doen smelten. Zo keek ik ’t liefst tegen mezelf aan.
Zonder tandpasta lekkend langs m’n wangen ook.

‘Hoeveel zouden schoenen & kleren wegen totaal?’ vroeg ik aan m’n moeder.
Ik riep ’t van haar slaapkamer naar de kinderkamer, logeerkamer, de naaimachinekamer, waar m’n moeder bezig was. Ik woog me op haar weegschaal terwijl zij bezig was ’t t-shirtje te herstellen dat ik net had uitgetrokken.
‘2 Kilo ongeveer,’ zei m’n moeder, ‘zeker met jouw wandelschoenen.’
Voor ik stopte met roken was m’n maximaal gewicht 64 kilo, bedacht ik. Daarna werd 66 normaal, soms 67. Nu gaf de weegschaal 74 aan. 74½, Als ik goed keek.
Je schakelt de schildklier uit & komt 6 kilo aan. Da’s ongeveer 10%, zoals de literatuur me voorspeld had.
Ik liet m’n blik op de grote spiegel voor de weegschaal vallen. Mezelf in vol ornaat. Een kapsel van 1 dag oud.
Ik voelde m’n billen. Daar zaten ook kuilen, vroeger. Aan de zijkanten. Nu zou een vrouw 1 helft in 1 hand kunnen nemen & dan nog overhouden.
Ik waagde te denken dat ze dat lekkerder zouden vinden.

Ik heb ’t er al een tijd niet over gehad, bedacht ik. Ik denk er slechts in stilte aan. Als ik op de fiets de wind probeer te overmeesteren. Een brug versla. De tour naar huis win.
Dan dijen m’n dijen. Er valt iets over m’n riem, een klein rolletje, dat omgekeerd de longen in m’n borstkas naar binnen toe afklemt, zodat er net wat minder adem overblijft. & M’n benen voelen als lood, willen niet omhoog komen, wel naar beneden, maar niet omhoog.
Ik ben laatst door een medeweggebruiker ingehaald. Hij gebruikte ‘tzelfde vervoermiddel & was geen koerier.

‘’t Lukt me de laatste tijd steeds minder,’ vertelde ik m’n buurvrouw, ‘om hard door de stad te rijden.’
M’n andere buurvrouw deed met haar handen m’n wapperende jas na. Ze lachte erbij.
‘M’n benen doen pijn, & ik lijk steeds minder adem te kunnen halen.’
‘Ja,’ zei Nienke van 3-hoog, ‘je lichaam moet ook die extra kilo’s meenemen.’

Ik heb ’t er niet meer over. Niet verder dan die kleine klachten. Want m’n lichaam verandert niet meer. ’t Heeft een nieuwe constante bereikt.
Maar ik kan me een 3-hoekig gezicht herinneren. Waar je ’t gehele jukbeen kon volgen. Een getekend gezicht, tanig, levend.
Nu zie ik rust. Rust in een 4-kant. Of ’t zou een rechthoek moeten heten. De wangen trekken direct naar beneden, ipv een schuine omweg.
‘Je gaat er weer dunner uitzien,’ zei de kapper.
‘Oh?’ dacht ik.
Eigenlijk zie ik nu pas wie ik ben, dacht ik verder. Alleen weet ik ’t nog niet.

We gaan niet proberen de baan van Zijperspace te voorspellen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *