Ik word tegenwoordig aangesproken op de stukjes die ik geschreven heb.
‘Hé, ik heb nog steeds niet op internet naar je site gekeken. Maar ik hoorde dat je vinger in je mond gestoken hebt om diarree te krijgen.’
’tZelfde schaamrood stijgt me naar de kaken als in de begintijd van m’n blog. Toendertijd had ik ’t enkele mensen verteld. Vervolgens durfde ik er niet meer met hun over te beginnen. Als ik bij ze in de buurt was, gedroeg ik me alsof ik verschrikkelijk druk met iets bezig was, iets wat al m’n concentratie vergde, zodat ’t onderwerp vooral niet aangesneden kon worden.
‘O nee, ik probeerde ’t bloed dat uit de snee in m’n duim komt te stelpen. Die diarree kwam doordat ik in een stal bier stond te verkopen. Normaliter zou die stal waarschijnlijk volledig gevuld zijn met koeien. Dat was ik op dat moment ff vergeten.’
Ik probeer mezelf te verontschuldigen voor ’tgeen ik geschreven heb. Probeer ’t een xtra duidelijke verklaring te geven. Probeer mezelf te xcuseren voor ’t feit dat ik schrijf. Ik weet dat men ’t maar vreemd vindt dat ik ’t onmiddellijk openbaar maak. In andermans ogen plaats ik plompverloren allerlei intieme zaken op ’t internet.
Ik wil ’t niet meer vertellen aan iedereen. Men zal er ooit vanzelf wel achterkomen. Als ’t geslaagd is, indien m’n verhaal goed verteld, zal ’t uiteindelijk wel bekend worden. Maar niet nu. Niet nu ik nog niet zeker ben.
Want dat ben ik nog altijd niet. Daarom wil ik eigenlijk niet dat m’n klanten ’t weten. Een enkeling gaat nog wel, maar zeker niet de mensen met ’t hart op de tong.
Dat vertel ik. Ik vertel dat ik ’t verschrikkelijk vond in ’t begin. Ik vertel dat ik de confrontatie bijna niet aandurf met mensen die ’t wel gelezen hebben.
& Ik heb ’t nogeneens over de mensen die ik ’t wel verteld heb & die me al eerder van commentaar hebben voorzien, of complimentjes. Mensen die ik in levende lijve vaker tegenkom. Waarbij ik bijna niet naar ze durf te luisteren. & Uiteindelijk gerust gesteld achterover zak. Maar bij wie elk zwijgen mbt m’n blog door mij met achterdocht wordt benaderd. Elk verzwegen commentaar wordt omgezet in een bevestiging van m’n falen.
Daar heb ik ’t nogeneens over.
‘Waarom schrijf je dat allemaal op?’
‘Waarom worden er romans geschreven? Waarom streven mensen naar ’t schrijven van literatuur? Waarom doen sommige mensen onderzoek?’
‘Ja, maar ik word betaald voor ’t doen van onderzoek.’
Ik durf me niet te verdedigen. Ik durf me slechts van een zwakke kant te laten zien. & Dan maar hopen dat men niet schiet.
‘Ik word er níet voor betaald. Ik probeer iets goeds te schrijven. & Ik pretendeer niet dat ik ’t doe: dat ’t goed is, of ooit goed zal worden. Maar ik probeer goed te schrijven. Voor niks. & Als iemand me confronteert met de twijfel waarom ik ’t doe, weet ik niet of ik er wel mee door moet gaan. Want dan schaam ik me dood.’
‘Je weet dat ik een giftige tong heb.’
& Er wordt driftig doorgeschreven in Zijperspace.