Grensrust

Vlak over de grens richting Kranenburg ligt een onbestemd pad. Daar waar ik ga zitten is er geen weg verder meer. Hooguit 20 meter. Als ik die kant op kijk herinner ik me altijd de mensendrol die ‘t einde in geur markeerde. Verder moest je niet gaan, kon je niet gaan; de stank was overweldigend. Slechts een mens kon zo stinken. Maar dat wist ik pas toen ik ‘t wc-papier ontwaarde.

Toch kom ik er sindsdien steeds weer. Om op dat bankje te zitten, in de schaduw van wat overhangende elzen. Waar de Elzenhaantjes me als 1e insecten begroeten. Waarop ik vol hoop m’n telefoon pak om te zien wat er nog meer op de bladeren & bloemen leeft.
Aan zitten kom ik dan niet meer toe, als ik geluk heb. Af & toe loop ik terug naar de bank om een slok van m’n bier, ingeslagen bij de Rewe Getränkemarkt, te nemen om vervolgens 20 meter verderop nog een blaadje om te keren om te zien of die kromming in ‘t groen mogelijk een gal is waar een beestje huist.

‘t Is er saai. Vooral veld tot aan de einder, waarbij die is ingeperkt door rijen bomen aan elke zijde, zo te zien 1 rij dik. Geen bosschages te noemen.
Slechts zelden waagt een fietser tot hier te komen. Vorig jaar heb ik een stel heen gezonden die misnoegd hún vaste stek bezet zagen.
‘Sorry, 1 keer per jaar zit ik hier,’ in m’n beste duits.
Ze bleven ontevreden kijken, maar staakten uiteindelijk die strijd & keerden om richting hun balkon, parasol of misschien wel hun buren. ‘t Kon in ieder geval niet opwegen tegen deze plek, gespeend van passanten.

Nou ja, achter me, achter mijn rugleuning, voorbij ‘t watertje met beboming aan weerszijden, plus nog wat laag groeiend groen, daar rijden de auto’s. ‘t Verkeer dat de grenseconomie staande houdt. Brandstof & alcohol voornamelijk. Op de parkeerplaats in Kranenburg worden hele boodschappenwagens volgeladen met leeggoed, die je voor moet zijn als je niet een kwartier bij ‘t ‘Pfand’-apparaat wil staan wachten.

Eergister kwam er weer een fietsend stel terwijl ik voorovergebogen met m’n toestel in de aanslag stond.
‘Hé, verder kunnen jullie niet, hoor!’ liet ik hun weten.
‘Oja, ‘t stopt hier!’ zei de vrouw tegen haar achterop komende man.
In een oogwenk had ik mijn verleden verteld van mijn verblijf hier. 1 Keer per jaar. Dat ‘t een raar doodlopend pad was. Waarom ‘t hier zo rustig is. 4 of 5 Jaar geleden ontdekt. Dacht ik ook: ‘Hé, ‘t loopt dood.’ Maar sindsdien dus.
Maar dat van die drol de 1e keer, dat had ik niet hoeven vertellen. De mensendrol. Dat alleen mensendrollen zo konden stinken. Zo erg.

Ze keerden om.
‘Maar onthoud deze plek,’ voegde ik snel nog toe. ‘Een rustiger plek vlak over de grens zul je niet vinden.’

Ze namen een tot leven gewekte geur mee, weg uit Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *