grijsgeel

Zij was weg. & Gedurende haar afwezigheid bleef ik in ieder geval nog een weekje in ’t huis. Dat kon geen kwaad.
Bovendien: ze was weg om na te denken. Een weekje Parijs, een weekje ontspanning, zou haar goed doen, haar doen beseffen welke keuzes ze had, welke keuze ze moest maken.
Of ze nog zin had in de relatie, kortom.

Ik deed ‘tzelfde als anders. Dronk misschien iets meer buitenshuis. Bleef langer hangen in ’t jongerencentrum, napraten, opruimen, boel op orde brengen, misschien nog een volgende kroeg met ’t team van die avond.
Praten, veel praten. Wegpraten dat je eigenlijk zelf geen recht op kiezen hebt. Afhankelijk bent van andermans nukken. Een enkel gewillig oor daarmee vullen.
& ’s Avonds laat ‘t 2-persoonsbed in stommelen. Een twijfelaar, die bij de minste vrijpartij z’n commentaar kreunde. Nog luider dan als de bovenburen me uit de slaap hielden.
Nu was ’t slechts een korte snik die uit de lattenbodem klonk als ik me omkeerde op m’n zij & een leegte naast me tegenkwam. Die vulde ik op door haar kussen tegen me aan te drukken.

& In de stad beklaagde ik mijn lot. Tegenover vrouwen. Tegenover vriendinnen. Vooral tegenover vriendinnen van vriendinnen, want vriendinnen waren vaak ook haar vriendinnen. Zaten er middenin.
De avond voordat ze terug zou komen tegenover een meisje uit Hoorn. Een vriendin van een vriendin inderdaad. Op een bankje voor de kroeg.

‘Ze weet niet wat ze wil. Ze dacht dat ze verliefd was op die andere gozer, maar toen ik achter haar aan ben gegaan, besefte ze plots dat ze iets aan ’t weggooien was. Zo zei ze ’t tegen mij die nacht. Dat ze 2 jaar relatie toch niet zomaar overboord kon gooien. Alleen omdat een jongen naar haar luisterde. Of omdat ze opgewonden van ‘m werd.’
(…)
‘Ze is gewoon een beetje gek. Ze heeft buien waarin ze opeens ’t tegenovergestelde doet van wat ze gewoonlijk denkt. Dan heeft ze geen controle meer over zichzelf. De laatste tijd wat minder als in ’t begin van onze relatie, maar af & toe kan je wel knettergek van haar worden.’
(…)
‘Ik probeer er nooit wat van te zeggen als ze weer ‘ns uren bezig is om de deur uit te gaan. Dan is ze alleen al met haar haar een uur bezig. Ik probeer dan een boekje te lezen. Rommel wat in ’t huis. Maar zogauw ik een beetje rond ga lopen zegt ze dat ik ‘ns geduld moet hebben, dat ze heus zo wel klaar zal zijn. Snauwend. Als ik dan zeg dat ik gewoon aan ’t wachten ben & iets te lezen zoek, dan blijkt opeens dat ze niet de juiste kleren kan vinden, dat niets haar staat, dat ze horendol van me wordt, altijd dat gewacht & nooit ‘ns geduld hebben. & Dan moet ze opeens haar hele outfit veranderen. Duurt ’t nog een uur. We waren al te laat, maar dan komen we 2 uur te laat. Ik probeer er nooit wat van te zeggen, want dan wil ze al helemaal niet meer de deur uit.’
(…)
‘Ik ben achter haar aan gegaan. Heb door de brievenbus van die jongen geroepen dat ik heus wel wist dat zij daar was. Die gozer kwam naar de deur om te zeggen dat ik de mensen wakker maakte. Ik zei tegen hem dat ik daar was om m’n vriendin op te halen. Dat hij niet bezig moest zijn een relatie kapot te maken. Ik wilde gewoon nog een laatste keer met haar praten, kijken of we ’t echt niet zouden redden. Toen ben ik naar huis gegaan. Een kwartiertje later kwam zij ook. Huilen. Nu is ze op vakantie met 2 vriendinnen. Om te kijken wat ze nu voor me voelt. Maar eigenlijk ben ik nu vrijgezel.’

‘Hé, Karin,’ zei ’t meisje tegen haar vriendin. ‘Ga jij maar vast naar huis. Ik blijf nog een tijdje zitten. Ik red me wel.’
We zaten nog steeds op ’t bankje voor de kroeg. Af & toe een biertje. Niet te veel, want dan was ’t geld op.
‘Hoe moet ’t dan met de sleutel?’ vroeg Karin.
‘Ach, desnoods kan ze ook een nachtje bij mij logeren,’ zei ik nonchalant.

Ik heb die nacht de buren niet gehoord.
‘Leuk, zoals jullie huis grijs met geel geverfd is,’ zei ze nog voor ’t slapen gaan.
‘Zij wou grijs, ik wou geel,’ legde ik uit.

Zij kwam terug terwijl we nog bezig waren koffie te drinken. Een broodje op een bord.
’t Meisje zei niks. Zij weinig. ’t Meisje pakte haar logeerplunjezak & ging de deur uit. Wij bleven een tijdje zwijgzaam. We luisterden of we de buren konden horen.

Een ½ jaar later kregen we een kaartje.
‘Ik heb een kamer in Amsterdam. Die heb ik ook grijs met geel geverfd. Dank jullie voor de inspiratie.’
We lachten er om.

Maar zwegen vooral in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *