groei

Ik ben op zoek gegaan. Op m’n knieën voor de kast.
Ik weet dat ’t ergens moet zijn, want m’n vader vond dat er niet genoeg ruimte meer was in huis. Alle kinderen kregen de fotoalbums mee. Hij maakte stapels op zolder. Jan vooraan, Marc achteraan. Naar leeftijd. Soms een doos, als de spullen waarvan hij afwilde te veel waren voor een stapel.
‘D’r ligt nog wat van je, boven,’ zei hij dan aan ’t eind van mijn visite.
Ik dacht dan vaak dat ’t een verrassing was, maar ’t waren slechts de fotoalbums. Of oude ansichtkaarten, kaartjes voor je verjaardag, tekenschriften, verkeersdiploma’s.
Ik ben altijd wel een ondankbaar kind geweest.
Ik nam ze mee of vergat ze. Dan werden ze naar me toe gebracht bij m’n 1stkomende verjaardag.
Waar ik wel belangstelling voor had waren de schriften, de klappers. Papier had een grote waarde voor mij. Vooral ’t wiskundepapier, met blokjes van ½e cms. Ik fantaseerde er prachtige grafieken & hyperbolen in, afgezet tegen de waardes aan de x- & de y-as.
Daarnet lagen ze nog steeds leeg. Geen streep is er in al die jaren opgekomen. Ik weet nog hoeveel moeite ik me getroost had om wat van die schriften & klappers mee te krijgen.
Ik moest spullen opzij duwen. Zodat er een schijnsel van zo’n schrift tevoorschijn kwam. Een hoekje van een bladzij. De oranje kleur van de kaft gloorde me tegemoet.
‘Wat lelijk,’ zei Roswitha laatst over 1 zo’n schrift, degene die gediend had om er in verslag te doen van m’n vakanties.
& Ik kon niet anders dan met weemoed aan m’n dagboeken denken. Allemaal dezelfde kaft, vroeger van m’n vaders school. Lelijk jaren ’70, met foute kleuren.
Ik kwam niet waar ik wezen moest. Er lagen te veel herinnering in de kast. Hoewel grotendeels onbeschreven. Lege blzs, soms alleen de voorste bekliederd met een gedachte, een tekening, een streep om een pen te testen.
M’n eigen ‘hebban olla vogala’.
Terwijl ik alleen maar foto’s zoek.
Ik vind wel de kist. De kist die tot de nok toe gevuld is bij de gratie van m’n luiheid. Nooit zin gehad foto’s in een album te plakken. Ik zag me al van die hoekjes likken, op de juiste plek plakken & in een zo net mogelijk handschrift de tekst bij de foto produceren.
De volgorde van de inhoud van de kist is elke keer anders. M’n geschiedenis laat zich steeds weer opnieuw schrijven. Ik laat de kist zien, ga wroeten naar een bepaalde foto, geef onderweg een belangwekkend plaatje door & ik ben daardoor meteen een ander persoon dan bij de vorige keer. Via 20 groei ik van 5 naar 17 jaar oud. Ik speel met blokken & sta vervolgens met een vriendin bij ’t huwelijk van m’n broer.
De enige constante is ’t hoogtepunt m’n moeder te laten zien. Vlak voor zij ging trouwen.
‘Mooi, hè,’ heb ik in dat soort situaties al héél vaak over m’n lippen gekregen.
Maar ik vind niet daar waar ik moet zijn. Dat wat ik moet hebben.
Nog wel wat rag verwijderd. Van de kleine stiekeme spinnetjes met pootjes van doorzichtig glas. Dat zit dan tussen m’n herinneringen, maar laat zich gelukkig nog makkelijk wegvegen.
Maar ik zie Wilma niet, waar ik mee moest dansen. Ik zie Casper niet, die net als Wilma, ook al was ’t de 1e klas Havo, weer bij mij in de klas zat. Ik zag die andere jongen niet. Ik ben z’n naam kwijt.
Daarom ben ik begonnen met zoeken. Omdat ik een naam zocht. Ik weet nog wel hoe hij z’n schooltas droeg. Met z’n armen op z’n rug tegen zich aan geklemd. Hoe hij z’n bolle wangen deed rijzen als hij begon te lachen. Hoe z’n voeten vernietigend waren vanwege z’n hakken als-ie bovenop m’n tenen ging staan om me af te straffen, tot zwijgen te manen. Ik weet ook nog hoe z’n stem klonk. Zoals alleen maar officierskinderen konden klinken. De officierskinderen van de Bremstraat. Waar Casper ook vandaan kwam.
Casper die me niet meer wilde zien. Ook al zat-ie bij me in de klas & was-ie nog die 1e paar maanden op de nieuwe school m’n beste vriend.
Nee, die zijn er niet meer, die kinderen van toen. De enige die op dat moment nog een beetje vertrouwd voor me waren. Ik kan ‘m in ieder geval niet vinden, die klassenfoto. M’n vader schreef op de achterkant altijd de namen van de kinderen. Dan stond ik naast ‘m, aan z’n stoel, 10 minuten de namen van m’n klasgenoten door te nemen.
Hoe heet die & hoe heet die?
& Bij Casper wist-ie: ‘Dat is Casper.’
‘Ja, maar die wil me niet meer zien,’ zei ik. ‘& Met Wilma moest ik dansen
M’n vinger bij ’t lange meisje, m’n vader kende haar nog wel van de vorige school.

We groeien steeds onregelmatiger in Zijperspace naarmate we ouder worden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *