groen

Ik dacht aldoor dat Marjolijn uit Den Helder kwam. Dat idee kwam ergens vandaan, dat idee zat ergens diep in me. Misschien omdat de zoon van 1 van mijn vroegere docenten wel vaker bij haar zat. Als ze bier kwamen drinken. Maar ik kon haar niet plaatsen, niet precies. Ik dacht alleen dat ze uit Den Helder kwam. Dat kon niet anders. Haar gezicht was ooit voorbij gekomen, Den Helder moest ’t zijn.
& Marjolijn droeg groen.
Ik zei ‘ns tegen haar: ‘Hé, je bent net als ik.’
‘Wat dan?’ vroeg ze.
‘Je draagt groen.’
Maar ik had op dat moment een broek aan waarvan ’t groen goeddeels weggesleten was. M’n t-shirt kende de kleur niet eens. Toch wist ik ’t zeker. Zij droeg groen, net als ik. Vanaf toen lachte ze elke keer als ze ’t herkende. Of juist niet.

Ik kreeg plots meeltjes van Marjolijn & haar vriend Radboud. Nou ja, ze hadden ontdekt dat hun barman de man achter een weblog was. Ik werd gefeliciteerd met m’n verjaardag, terwijl ik niet wist wie zij waren. Hoewel ik ze moest kennen. Ik ging ’t hele repertoire aan klanten wiens gezicht ik voor de geest wist te halen af. Ze kwamen niet tevoorschijn. Totdat er een ‘gefeliciteerd’ uit ’t publiek weerklonk toen ik glazen aan ’t halen was.
‘Hoe weet je dat ik jarig was?’
‘Oh, sorry, ik ben Radboud. Ik heb je een meeltje gestuurd met je verjaardag.’
& Zij was Marjolijn. Ze las de stukjes over m’n vader.

‘Bedankt voor ’t meeltje dat je stuurde nav de stukjes over m’n vader,’ zei ik zondagmiddag tegen haar.
Ze was even daarvoor binnengekomen. Samen met Radboud. Ik had ’t geregistreerd. Ik had haar gedag gezegd. Een blik van herkenning. Een blik die enkele jaren geleden nog niet bestond. Zonder internet.
‘Wij weten iets van elkaar, dat zien andere mensen niet, & dat hoeft ook niet.’
Die blik. Zo ongeveer.
Vluchtig ging die blik voorbij, in de drukte die ’t barwerk vergt. In de drukte waarin een klant z’n bier bestelt & ontvangt.
Maar soms haal ik ook glazen. Vermengd met ’t publiek, m’n weg vindend door ’t publiek, blikken metend, vangend, ontmoetend.

Ik knielde neer naast Marjolijn. Radboud was net naar binnen om bier te halen.
‘Bedankt voor ’t meeltje dat je stuurde nav de stukjes over m’n vader,’ zei ik tegen haar.
& Voelde me ondertussen onbeholpen door de stapels glazen die m’n armen vulden.

Ik had al veel vaker zitten denken hoe ik zou moeten reageren. Moest ik ’t onderwerp aansnijden, als zij binnenkwam, ook al was ’t druk? Moest ik afwachten wat er zou gebeuren? Moest ik begrip tonen? & Hoe toon je begrip? Waar begrijp je elkaar & waar houdt ’t begrip op? Wanneer zou ze binnenkomen & hoe gedraag je je als je met een mond vol tanden staat?

‘Bedankt voor ’t meeltje dat je stuurde nav de stukjes over m’n vader,’ zei ik tegen haar.
Ik zat op m’n knieën bijna. Door m’n hurken, vlak naast Marjolijn. Ik herinnerde me hoe ze plots verdwenen kon zijn als ik enkele tranen had zien glinsteren. Enkele maanden geleden.
‘Ik had ze allemaal doorgenomen, & ik zag allemaal dingen die me aan mijn vader deden denken,’ zei ze. ‘Hoe oud zijn jouw ouders nu?’
‘M’n moeder is 68, m’n vader 70.’
‘Mijn vader was 70 toen hij ziek werd, 71 toen hij stierf.’
Soms zie je geen tranen, maar voel je tranen door alles heen, door ’t gelaat getrokken, verborgen, weggestopt in een hoek, & toch door de houding, door ’t vertrouwen die iemand in je stelt, zie je stille weerklanken van pijn.
‘Hoe gaat ’t nu met ‘m?’ vroeg ze.
‘Ik heb ‘m nu eigenlijk al 3 weken niet gezien. Maar ik geloof dat ’t nu weer wat beter gaat. & Toch gaat ’t heel snel bergafwaarts.’
Ik voelde hoe ik alles had weggestopt, hoe m’n vader wel bestond over de telefoon, in gesprek met m’n moeder, maar niet in levende lijve.
‘Hij is nu opgenomen?’
‘Nee, hij kon een week logeren, zeg maar. Er was een plek vrij voor hem, een week lang. Maar ondertussen is hij weer thuis. We hopen eigenlijk dat er snel definitief een plek voor hem is. ’t Gaat ten koste van m’n moeder.’

Ik zei nog veel meer. In die enkele minuut. Marjolijn ook. Maar niets is belangrijk, & toch alles tegelijkertijd weer wel.

Radboud kwam terug met bier. Net rond ’t moment dat we uitgesproken waren. Ik probeerde overeind te komen, want ook ik moest weer verder.
‘Lukt ‘t?’ vroeg Marjolijn.
‘Nee, eigenlijk niet,’ zei ik.
M’n spieren in m’n bovenbenen waren verkrampt geraakt door de stramme gehurkte houding. Ik stak een hand uit om m’n lichaam & de zware vracht glazen extra steun te geven. Ik leunde daarmee op de schouder van Marjolijn. Moeizaam kwam ik omhoog.

Ik kwam overeind. & Heb de rest van de middag gewerkt. Marjolijn & Radboud hebben op ’t terras gezeten. Af & toe kwam ik langs om glazen op te halen. De dag was voor een groot deel ‘tzelfde als elk andere willekeurige zondag.
Ik droeg een groene broek, die allang niet meer groen was. Maar ‘t voelde groen.

Zoals dingen niet meer zijn in Zijperspace, maar er wel zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *