(ina)tasja

We noemden haar Tasja, hoewel m’n vader bleef volhouden dat ’t Inatasja moest zijn.
Nooit van gehoord van zo’n naam, vonden wij, & bovendien belachelijk. Inatasja. Maar Pa zei dat de honden van dat jaar allemaal een naam moesten krijgen die zou beginnen met een ‘i’. Ze was immers een hond met een stamboom. Dus vulde hij de officiële papieren in & riepen wij ‘Tasja’ (Als er visite was, vroegen we heel schijnheilig aan Pa: ‘Hoe heet de hond ook alweer, Pa?’ Dan zei hij ‘Inatasja’ & lachten wij met de visite mee).
Ons vond ze leuk & aardig & naar m’n vader luisterde ze. Hij was de enige. Ze dook weg als-ie kwaad op ‘r was. Met een korte piep. Dan kon ze in haar mand zitten met de handen over elkaar. Hoewel ze die niet had.
Tasja was een franse basset. Een bracque Normandier. ’t Meest eigenwijze ras ter aard. We dachten dat een prikkelketting wel zou helpen, maar Tasja liet ondanks dat evengoed traag meesleuren. ’t Moet een koddig gezicht zijn geweest voor de buren: ’t dagelijkse rondje van 1 van de familie Zijp met Tasja er achteraan. De riem stond altijd strak. Want Tasja wilde net zo hard als jij dat er gehoorzaamd werd; zogauw ’t pand verlaten was, vond zij dat er naar huis teruggekeerd moest worden.
& We wisten dat er commentaar zou zijn indien de hond gehoorzaamd werd. Indien we deden wat de hond wou. Een wandeling met de hond diende op z’n minst 5 minuten te duren. Vanachter ’t raam werd gecontroleerd of we wel de overkant bereikten.
Tasja was een sleurhond.
Dat viel ‘t 1e jaar nog wel mee. Vol enthousiasme kon ze op andere honden afrennen, de kat van de buren najagen & verwonderd de kop van een vogel afbijten. Ze had toentertijd nog geen jeuk over ’t hele lichaam, stonk nog niet, was nog geen racist & kon bovendien springen over een balk van 20 cm hoog (vooral ’t racisme zou later een probleem worden; vriendjes met enigszins donkere huidskleur durfden niet verder binnen te komen dan de drempel van de voordeur; een eigenwijze donkere verkoper moest ’t bekopen met een winkelhaak in z’n broek).
Die levendigheid heeft ons de prijs doen bekomen. Of mij eigenlijk. ’t Kostte nog behoorlijk wat overtuigingskracht m’n broertje te doen geloven dat ik degene diende te zijn die de riem moest vasthouden. Hij stond uiteindelijk huilend buiten ’t beeld van de camera, bewerend dat-ie ondertussen groot genoeg was om Tasja in toom te houden. Achteraf geloof ik heus wel dat-ie gelijk had, maar ik was nou 1maal sterker. Dat vond ik op dat moment een steekhoudend argument.
We mochten de prikkelketting niet laten zien, had Ma vlak voor de bijeenkomst benadrukt. Dat zouden de organisatie juist op werelddierendag vast niet leuk vinden.
‘Stop ‘m maar in je jas,’ had ze gezegd, ‘dan doe je ‘m weer om als je naar huis moet.’
Heel deskundig keken de dames van de jury, temidden van papegaaien, muizen, woestijnratten & katten, de andere kandidaten voor uitverkiezing van ’t huisdier van ’t jaar, naar ’t gebit van Tasja. Ze vroegen of die ogen zo hoorden & wij antwoorden dat een franse basset altijd een beetje treurig keek. De levendigheid van de nog geen 5 maanden oude Tasja overtuigde hen van ons gelijk. Waarna ze stilletjes in een hoek gingen overleggen.
Tot 2 maal toe kwam 1 van de dames jury naar ons toe, om te vragen wat ook alweer onze namen waren. Ik duwde Quint weg, hield de riem nog wat strakker in de hand, & gaf antwoord. ’t Vermoeden ontstond bij mij dat ik, of eigenlijk wij, in aanmerking zouden komen voor een prijs. Quint moest zich nergens mee bemoeien. Dit was een zaak voor grotere broers.
Tussen al dat gekrakeel van zich totaal niet op hun gemak voelende beesten viel de jankbui van m’n broertje in ’t niet.
Uiteindelijk werd ik naar voren geroepen, samen met Inatasja (‘Heb jij dat gezegd?’ vroeg ik verontwaardigd aan Quint; een reden temeer dat hij niet mee ’t podium op mocht). We mochten de 3e prijs in ontvangst nemen, met een certificaat, waarop vermeld stond dat ik Tom Sijp heette. Terwijl ik ’t tot 3 keer toe had gespeld (ik probeerde dit feit nog even benadrukt te krijgen door aan de mouw van de dame hoofdjury te trekken, wat niet hielp). De andere prijswinnaars werden erbij gehaald. De fotograaf ook. & Gezamenlijk stelden we ons op, dieren aan de riem of in de kooi, om voor de Heldersche Courant vereeuwigd te worden (Tom Sijp wederom; voor mij de 1e teleurstelling in de nieuwsgaring van de schrijvende pers). Ik kon m’n broertje op de achtergrond horen gillen bij ’t moment van de flits.
Toen ik thuis verslag deed van de wederwaardigheden, de medaille toonde, & van m’n eeuwige liefde voor Tasja kond deed, kwamen er tranen tevoorschijn. De emoties waren te veel geweest tijdens deze memorabele dierendag.
Quint zat mokkend op z’n kamer, slechts gerustgesteld met de mededeling dat hij volgend jaar de riem mocht vasthouden.
Zover zou ’t niet komen. Tasja werd te eigenwijs. Haar buik te dik om ook maar enigszins kans te maken op enige prijs. Bovendien was ze niet meer te vertrouwen met kinderen. Ze kon kinderen van indische komaf met huid & haar op, zo deed ze voorkomen als ze haar gebit te voorschijn lachte.

We probeerden een slagveld te voorkomen in Zijperspace.
(Dit nav de hausse aan katlogs, ‘t noemen van katten op logs, & ‘t verwijzen naar logs waar katten een belangrijke rol spelen, waarbij de laatste loot aan de kattenlogboom Charlotte aangewezen kan worden. Wij kattenhaters zijn een uitstervend ras.)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *