interview

Ik moet nieuwe woorden zien te vinden. Eigenlijk moet ik dat elke dag. Want elke dag, terwijl ik er bij sta, verandert ze.
Ze is als een onnavolgbare kameleon.
Een goedkope vergelijking, die haar wellicht geen eer aan doet, maar ja, wat moet ik dan als ik nog niet de waarheid heb achterhaald, als er tussen stille spleetjes, uit onverwachte hoekjes, extra dimensies tevoorschijn komen?

Ik probeer haar te interviewen.
Akelig veel te modern woord, dat interviewen. Dat verliest straks z’n eeuwigheidswaarde.
Terwijl zij daar straks nog altijd zal zijn. Misschien slechts haar lach, misschien slechts haar kuiltje bij die lach. Maar iemand leest straks, heel veel straks later in de toekomst, over haar & die persoon zal per ongeluk niet weten wat ‘interviewen’ betekent.
Die slaat er een authentiek woordenboek op na. Komt er achter dat ‘t van ‘t engels afgeleid was. Toen door iedereen gekend, erkend, gebruikt. Maar inmiddels hopeloos antiek.
Waar blijft zij dan als ik zeg dat ik haar nu, op dit moment, als ik haar zie, wil interviewen?
Terwijl ‘t niet eens toereikend is. Zeker ook niet heden ten dage.

Tijdens mijn rondleidingen vertel ik de buitenlandse toeristen dat de nederlandse taal een rijke taal is. Dan heb ik ‘t over uitdrukkingen die mij wel van pas komen om grappen & grollen te vertellen.
De vertaling van een uitdrukking doet wonderen, ben ik ooit achter gekomen.
‘Yeah, the Dutch language is a very rich language.’

Ik zeg dan ook niet dat ik haar wil interviewen. ‘t Dekt de lading niet. Ik ben eerder onderweg haar te ontleden. Elke dag opnieuw.
‘t Gaat niet om de zoenen die ik haar geef.
‘t Gaat ook om haar geur. Haar trilhaartjes. De manier waarop ze ontwaakt. Ze kijkt me op een bepaalde manier aan als ze in gedachten verzonken raakt.
Ze denkt veel na. Ik kan dat zien inmiddels. Ik begin die taal te spreken, te herkennen.

Ik stel haar een vraag. & Zij reageert.
Ik beweeg. Zij beweegt mee.
Soms zijn vragen dan niet nodig. De reactie toont zich vanzelf.
Een 4-kante cm kan voldoende zijn. Voor een trilling heb je zelfs minder nodig om ‘t te herkennen.

Ik raak overweldigd door haar gratie daarbij. Maar probeer me daar niet door te laten beïnvloeden.
Zij kan van onder haar neus, van onder haar ander oog, kijken. Ik weet niet hoe ze dat doet. Laat staan dat ik ‘t beschrijven kan.
Taal is niet toereikend om haar ten volle te kunnen bewonderen.
Ik raak dan ook bij tijd & wijle opgesloten in die eeuwig repeterende beelden. Die op hun beurt  mij dwingen eeuwig repeterende woorden erbij te zoeken.

Dwangneurose. Malen. Mitrailleur. Potpourri. Controle. Hoop.
In die volgorde.

Ik scheur al haar schoonheid van haar lichaam. Van haar wangen. Haar tranen laat ik evenmin ongemoeid. Ik smeek stiekem in mezelf of ik haar zilte zee met m’n tong mag proeven.
Ondertussen houd ik de schijn op dat ik haar wil spreken, om te weten te komen hoe & wat ze is zoals ze aan mij verschijnt.
Is dat gelijk aan elkaar, vraag ik me soms af.
Maar ik realiseer me dan al snel weer dat ik een luisterend oor moet hebben. Ik wil immers zo snel mogelijk weten wie ze is. Ze mag niet uitbarsten in stilzwijgen voor ik daar antwoord op heb.

Zodat ik te weten kan komen hoe haar in Zijperspace te houden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *